Functietest
Info
Controleer voor elke spanningstest de correcte werking
van het apparaat bij een bekende spanningsbron.
Info
De LED brandt ook bij een lage batterijlaadtoestand,
zodra een spanning van meer dan 50 V aanwezig is.
1. De autotest-toets (5) op het apparaat enkele seconden
ingedrukt houden.
ð De indicatie doorgangscontrole (12) gaat branden.
ð Alle LED-indicaties voor de spanningscontrole (14) gaan
branden.
ð Is de autotest succesvol, klinkt een akoestisch signaal.
2. Controleer vóór de meting met twee meetpennen de
werking van het apparaat, door de beide meetpennen (1, 2)
met elkaar te verbinden.
ð Is de test succesvol, branden alle LED-indicaties voor de
spanningscontrole (14) en de indicatie
doorgangscontrole (12). Daarnaast klinkt een
toonsignaal.
ð Is de test niet succesvol, vervang dan de batterijen zoal
is beschreven in het hoofdstuk batterijen vervangen en
herhaal de functietest.
Let op
Een defecte spanningstester mag niet worden gebruikt.
Mocht het apparaat bij een controle van de werking
niet werken zoals beschreven, de spanningstester niet
meer gebruiken.
Meting met één meetpen
Enkelpolige fasecontrole
Let op
Het apparaat is alleen geschikt voor een enkelpolige
fasecontrole, als opgeladen batterijen in het apparaat
zijn geplaatst.
Waarschuwing voor elektrische spanning
Er bestaat gevaar voor een elektrische schok en
letselgevaar!
Ongunstige omgevingscondities, bijvoorbeeld
elektrostatische velden of goede isolatie, kunnen de
enkelpolige fasecontrole negatief beïnvloeden. Altijd
een extra tweepolige spanningscontrole uitvoeren.
NL
1. De te controleren meetpunten aanraken met de meetpen
L2 (2).
ð De fase-indicatie voor enkelpolige spanningstest (9)
gaat branden en een toonsignaal klinkt als een
wisselspanning vanaf 100 V aanwezig is.
Meting met twee meetpennen
Waarschuwing voor elektrische spanning
Er bestaat gevaar voor een elektrische schok en
letselgevaar!
• Bij de meting van rekening houden met de meetbereiken
van het apparaat volgens de technische gegevens.
• Test voor elke meting de werking van het apparaat bij een
bekende spanningsbron.
• Zorg bij het vasthouden het apparaat dat u het altijd alleen
aan de hiervoor bedoelde grepen voor de betreffende
aanrakingsbescherming (8) vasthoudt. Grijp nooit over de
aanrakingsbescherming en raak de meetpennen nooit aan.
spanningstester BE20
7