NL
Voorbeeld 4.
Een lasautomaat is gemonteerd op een staande
S
sledekruis.
De last op de vertikale slede is 43 kg.
S
Het zwaartepunt ligt op een afstand van z=0,35 m
S
van de loper.
De last op de horizontale slede is 100 kg en het
S
zwaartepunt bevindt zich op een afstand van
z=0,17 m van de loper.
1. Doorbuigen vanwege vervorming in de vertikale slede.
Vul L=0,1 m en z=0,35 in in het linker diagram op bladzijde 54 (afstand tot
S
zwaartepunt TP1.) Bij a=60 gebruikt men de doorlopende lijnen.
Dan krijg je een punt dat tussen kromme 1 en kromme 3 ligt (dichter bij
S
kromme 3).
Volgens de tabel a=60 krijgt men een doorbuiging van 0,05 tot 0,1. Deze
S
wordt geschat op 0,08. Dit is het doorbuigen in zwaartepunt TP1 per 10 kg
last.
De doorbuiging voor 43 kg wordt: 0,08 x 43/10 = 0,34 mm
S
De doorbuiging van de connector wordt dan (op grond van de evenredig-
S
heid): 0,34 x 0,33/0,35 = 0,32 mm.
0,33 is de afstand tot de connector
S
0,35 is de afstand tot TP1.
S
2. Doorbuiging op grond van vervormingen in de horizontale slede.
Vul in L=0,4 m en z=0,17 m in het rechter diagram op bladzijde 54 (afstand
S
tot zwaartepunt TP2).
Dan krijgt men een punt dat een doorbuiging geeft van 0,05 à 0,1. Deze
S
wordt geschat op 0,07 mm. Dit is het doorbuigen in zwaartepunt TP2 per 10
kg last.
Het doorbuigen voor 100 kg wordt: 0,07 x 100/10 = 0,7 mm
S
De doorbuiging van de connector wordt dan (vanwege de evenredigheid):
S
0,07x 0,33/0,17 = 1,36 mm.
0,33 is de afstand tot de connector
S
0,17 is de afstand tot TP2.
S
De total doorbuiging van de connector wordt bij L
S
mm.
fgb5d1ha
van max
- - 53 - -
1,36 + 0,32 = ca 1,7