Gebruiksaanwijzingen
Algemeen
Temperatuurbeheer is voor door een vrachtwagen aangedreven unit
gebaseerd op twee waarden: de instelling (het instelpunt) van de
elektronische thermostaat en de temperatuur van de retourlucht van de
verdamper. Het verschil tussen deze temperaturen is bepalend voor de
modus waarin de unit werkt: koelen, verwarmen of nul.
•
K K o o e e l l e e n n : : Als de temperatuur in de laadruimte hoger is dan het instelpunt,
werkt de unit in de koelstand om de temperatuur van de retourlucht van
de verdamper te verlagen.
•
V V e e r r w w a a r r m m e e n n : : Als de temperatuur in de laadruimte lager is dan het
instelpunt, werkt de unit in de verwarmingstand om de temperatuur van
de retourlucht van de verdamper te verhogen.
•
N N u u l l : : Zodra de temperatuur gelijk is aan het instelpunt en daar vervolgens
niet meer dan X ºC/F boven komt, is er geen behoefte aan koude lucht en
draait de unit in de nulstand.
•
O O n n t t d d o o o o i i e e n n : : Na een geplande periode in de koelmodus, tussen 1 en 8
uur, werkt de unit in deze vierde bedrijfsmodus om het ontstane ijs in de
verdamperspiraal en condensorbuis te verwijderen. De
ontdooiingsfunctie kan automatisch of handmatig worden gestart.
Fabrieksinstelling voor X is 3 ºC (5 ºF). Tijdens de installatie van de unit kan
deze waarde worden aangepast tussen 1 en 5 ºC (2 en 9 ºF) in stappen van 1
ºC/F.
TK 61650-18-OP-NL
Temperatuurafname
Temperatuurinstelpunt
X C/F onder
het instelpunt
KOELEN
X C/F boven
het instelpunt
NULSTAND
Temperatuurtoename
VERWARMEN
ARA2553
33