4. WERKING VAN DE MD644 CENTRALE
4.1. WERKING VAN DE MD644 CENTRALE INGEVAL VAN ALARM
Een brandalarmmelding treedt op in de volgende gevallen :
Een optische detector, een multisensor detector of een infra-rood beam detector detecteert
rook.
Een TVC detector detecteert een abnormale temperatuurstijging.
Een thermische detector detecteert een overschrijding van de maximum temperatuur.
Het flexi-element van een handbrandmelder is ingedrukt.
Het alarmcontact van een technische controle is geschakeld.
Enz.
Een brandalarmmelding wordt met de volgende visuele en acoustische signalen weergegeven :
De rode LED
« A »
De rode LED
« BRANDALARM » (L4) licht eveneens op
De ingebouwde zoemer treedt in werking.
De aangesloten sirenes worden aangestuurd en de bijhorende LED « SIRENES AAN »
(L5) licht op.
De alarmrelais en de open collector uitgangen (algemeen en individueel per lus)
schakelen.
Indien er, na verificatie, geen brand vastgesteld kan worden, kan de brandalarmmelding 2
mogeijke oorzaken hebben :
De brandmelder reageert op een tijdelijke oorzaak (enkele voorbeelden) :
-
Er is abnormaal veel stof aanwezig.
Er is een grote concentratie van vluchtige producten (vb. verf).
-
Er is een abnormaal hoge luchtvochtigheid (> 90%).
-
Er is rookvorming door werkzaamheden (vb. lassen).
-
De omgevingstemperatuur is hoger dan 50°C.
-
Invloed van het zonlicht.
-
De melder staat nabij een hittebron (vb. fornuis of oven).
-
De melder wordt omgeven door waterdamp.
-
De brandmelder is defect (technisch intern defect of defect door waterschade).
De bediening van de centrale ingeval van een brandalarmmelding :
(L1) van de desbetreffende detectielus licht op.
MD644 gebruikershandleiding
HG0644N01B Pag. 8/11
.