Aansluiting en instelling bedieningspaneel
5.1 Aansluiting en instelling van het interne bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van elke eenheid heeft de
volgende aansluitopties:
• spanningsvrije contactuitgang naar koeler
• spanningsvrije uitgang naar boiler
• Modellen met 2 leidingen – 230 V-relaisuitgang
naar servomotor van verwarmings-/koelventiel
• Modellen met 4 leidingen – 230 V relaisuitgang
naar servomotor verwarmingsventiel en 230 V
relaisuitgang naar servomotor koelventiel
• Ingang aanwezigheidsdetector.
5.2 Extra functies koelmodus
De koelfunctie kan worden gewijzigd met behulp van
dipswitch B op de hoofdbesturingskaart. Als dipswitch
B is ingesteld op AAN, blijft de ventilator op het
minimale toerental in de koeling draaien, zelfs nadat het
instelpunt is bereikt. Dit zorgt voor een meer uniforme
werking van de temperatuursonde en voorkomt dat
5.3 Extra functies voor nachtverwarming
De nachtverwarmingsinstellingen kunnen
worden gewijzigd met de dipswitch C op de
hoofdbesturingskaart.
In de AAN-stand staat de ventilator altijd uit en wordt
de verwarming alleen door straling en natuurlijke
convectie uitgevoerd.
Een 10 kΩ-watertemperatuursonde die op de
warmtewisselaar is aangesloten, regelt de werking
van de ventilator. Bij verwarming werkt de ventilator
wanneer de watertemperatuur 30 °C bereikt
en bij koeling werkt de ventilator wanneer de
watertemperatuur onder 20 °C daalt.
de lucht zich in lagen ophoopt. Wanneer dipswitch B
op UIT wordt gezet, schakelt de eenheid 4 minuten in,
10 minuten uit wanneer het koelinstelpunt is bereikt (de
fabrieksinstelling van schakelaar B is uit).
In de UIT-stand werkt de ventilator normaal (de
fabrieksinstelling van schakelaar C is uit).
De nachtverwarming kan worden geselecteerd door op
op het bedieningspaneel te drukken
iVector S2
Installatiehandleiding
NL
25
iVector S2 • 2021-11-01