SATEL
− rode LED snel knipperend of is
heeft;
− geluid;
− een bericht op het display:
in de bovenste regel: naam van de zone waar het alarm als eerste is opgetreden /
opvolgende alarmen nummering en het totaal aantal alarmen;
onderste regel: naam van de zone waar het alarm als laatste opgetreden is /
opvolgende alarmen nummering en het totaal aantal alarmen.
Storing – signalering door:
− gele S
TORING
− knipperende gele LED bij de desbetreffende storing (zie sectie LED
− geluid.
Storing in het geheugen – gele S
gesignaleerd worden als een storing niet bevestigd wordt door te drukken op de
en de brandmeldcentrale heeft geen andere storing meer gedetecteerd.
Uitschakelingen – signalering door:
− gele LED is
− gele LED is
Zone test – signalering door:
− gele LED is
− gele LED is
4. Bediening
4.1 Toegangsniveaus
4.1.1 Niveau 1 – alle gebruikers
De
,
en
worden gebruikt. Indien de brandmeldcentrale of nevenpaneel uitgerust is met een LCD
display, dan zullen de
en gebruiken van het gebruikersmenu (het programmeren van de klok is niet mogelijk).
4.1.2 Niveau 2 – geautoriseerde gebruikers
Alle knoppen kunnen gebruikt worden. Om toegang te krijgen tot niveau 2 draait u de sleutel
om naar de positie met het
Opmerking: De brandmeldcentrale kan niet tegelijkertijd op niveau 2 met nevenpanelen
bediend worden, dus:
− de sleutel omdraaien zal altijd resulteren dat de brandmeldcentrale naar
niveau 2 gaat (toegangsniveau 2 op het nevenpaneel wordt automatisch
beëindigd);
Bedieningshandleiding
LED is
;
AAN
naast de
knop;
AAN
bij het desbetreffende element (zie sectie LED
AAN
naast de
knop;
AAN
naast de knop met het zonenummer welke getest wordt.
AAN
knoppen [brandmeldcentrale] of de
,
,
symbool.
bij het zonenummer welke het alarm geactiveerd
AAN
LED knippert. Het storingsgeheugen zal ook
TORING
en
knoppen ook beschikbaar zijn voor het openen
INDICATIES
p. 4).
INDICATIES
knop [nevenpaneel] kunnen
9
p. 4);
knop