Reiniging
1. Het apparaat regelmatig reinigen aan het eind van de werkdag of als het nodig
is ook in de tussentijd of als het apparaat langere tijd niet is gebruikt.
2. Reinig de behuizing en het glazen opzet met warm water, een mild
schoonmaakmiddel en een zachte, vochtige doek.
3. Maak de gebruikte accessoires (planken, verbindingselementen,
plankverstevigingen) schoon met een zachte, vochtige doek.
4. Gebruik eventueel geschikte reinigingsmiddelen voor roestvrijstalen
oppervlakken. Zich houden aan de beschrijving van de producent van het
desinfecterende middel.
5. Veeg alle oppervlakken af met een schone doek.
6. Droog tenslotte de gewassen oppervlakken af met een zachte doek.
7. Reinig de apparaten op het aanrecht in overeenstemming met de richtlijnen in
hun handleidingen.
NL
16 / 16
107301