Transport en opslag
Let op
Het apparaat kan beschadigd raken als het niet correct
wordt opgeslagen of getransporteerd.
De informatie m.b.t. het transport en de opslag van het
apparaat opvolgen.
Transport
Het apparaat droog en beschermd transporteren, bijv. in een
geschikte tas, om het te beschermen tegen inwerkingen van
buitenaf.
Voor de meegeleverde Li-ion-accu's gelden de wettelijke eisen
voor gevaarlijke goederen.
Houd u aan de volgende instructies bij transport, resp.
verzending van Li-ion-accu's:
• De accu's kunnen door de gebruiker zonder verdere
documenten over de weg worden getransporteerd.
• Bij verzending door derden (bijv. luchttransport of
wegtransport) moeten speciale eisen aan de verpakking en
markering worden opgevolgd. Hierbij moet bij de
voorbereiding van het postpakket een expert op het gebied
van gevaarlijke goederen worden geraadpleegd.
– Verzend accu's niet als de behuizing beschadigd is.
– Graag ook de eventueel verdergaande nationale
voorschriften opvolgen.
Opslag
Houd bij het niet gebruiken van het apparaat rekening met de
volgende opslagcondities:
• droog en tegen vocht en hitte beschermd
• op een plaats die beschermd is tegen stof en direct
zonlicht
• de opslagtemperatuur moet voldoen aan de technische
gegevens
6
Bediening
In-/uitschakelen
1. Druk op de toets
apparaat in te schakelen.
ð Het apparaat is ingeschakeld en bevindt zich in de
betreffende modus.
2. Druk lang op de toets
(14) als u zich in de lijnlasermodus bevindt om het
apparaat uit te schakelen.
ð Het apparaat wordt in de meetmodus na 3 minuten
inactiviteit automatisch uitgeschakeld.
Basisinstellingen uitvoeren
Instellen van de bedrijfsmodus
Het apparaat heeft een meetmodus en een lijnlasermodus.
ü Het apparaat bevindt zich in de lijnlasermodus.
1. Druk op de toets
wisselen.
ü Het apparaat bevindt zich in de meetmodus.
1. Druk op de toets
wisselen.
Referentiepunt instellen
Het apparaat meet altijd de totale afstand, uitgaande van het
referentiepunt. Is bijv. de achterkant van het apparaat ingesteld
als het referentiepunt, wordt de lengte van het apparaat
meegemeten. Standaard is de achterkant van het apparaat
vastgelegd als het referentiepunt. U kunt het referentiepunt
echter ook verplaatsen naar de voorkant van het apparaat. Ga
als volgt te werk:
ü Het apparaat bevindt zich in de meetmodus.
1. Druk op de toets
schakelen.
ð De Weergave referentiepunt geeft het actieve
referentiepunt (9) weer.
Info
Het referentiepunt wordt na het uit- en weer
inschakelen automatisch weer verplaatst naar de
achterkant van het apparaat.
Eenheden omschakelen
ü Het apparaat bevindt zich in de meetmodus.
1. Druk lang op de toets
meetwaarden te wijzigen. De eenheden m, ft in, in en ft
zijn beschikbaar.
BD1L
(12) of de toets
(14) om het
(12) of druk op de toets
(12) om naar de meetmodus te
(14) om naar de lijnlasermodus te
(13) om het referentiepunt om te
(13) om de eenheid voor de
NL