14. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
OPLADEN
14-1 Gebruik uitsluitend acculaders en
accu's van MAX.
Door gebruik van andere opladers/accu's
kan oververhitting of brand ontstaan, met
ernstig letsel als mogelijk gevolg.
14-2 Sluit de oplader aan op een stopcontact
met een spanning van 100 - 240 VAC.
Gebruik van een ander voltage kan leiden
tot oververhitting of een onvolledig
geladen accu, met ernstig letsel als
mogelijk gevolg.
14-3 Gebruik nooit een transformator.
14-4 Sluit de acculader nooit aan op een
voeding vanaf een gelijkstroom-
motorgenerator.
De oplader kan defect of beschadigd
raken door oververhitting.
14-5 Laad de accu niet op in de regen, bij
spetterend water of op een vochtige
plaats.
Het opladen van een vochtige of natte
accu kan leiden tot stroomschokken of
kortsluiting, met brandschade als mogelijk
resultaat.
14-6 Raak het stroomsnoer of de stekker
niet aan met een natte hand of
handschoen.
Dit kan leiden tot stroomschokken met
letsel als mogelijk resultaat.
14-7 Plaats geen doek of andere afdekking
op de acculader tijdens het opladen
van de accu.
Dit leidt tot oververhitting van de oplader,
met brandschade als mogelijk resultaat.
14-8 Houd de accu en de acculader uit de
buurt van hittebronnen en vuur.
14-9 Laad de accu niet op in de buurt van
brandbare stoffen.
14-10 Voer het opladen uit op een plaats met
goede ventilatie.
Plaats de oplader tijdens het opladen niet
in direct zonlicht.
14-11 Laad de accu op bij een
omgevingstemperatuur tussen 5°C
(41°F) en 40°C (104°F).
14-12 Gebruik de oplader niet continu.
Geef de oplader tussen oplaadbeurten 15
minuten pauze; dit voorkomt functionele
storingen.
14-13 Laat niets de ventilatiegaten of de
accuhouder blokkeren; dit kan leiden
tot stroomschokken of functionele
storingen.
Zorg ervoor dat de oplader tijdens het
gebruik vrij is van stof of andere
voorwerpen.
14-14 Ga voorzichtig met het stroomsnoer
om.
Draag de oplader niet aan het
stroomsnoer. Trek niet aan het
stroomsnoer om de stekker uit een
stopcontact te trekken: hierdoor kunnen
de stroomaders breken of kan kortsluiting
ontstaan. Laat het stroomsnoer niet in
contact komen met scherpe
gereedschappen, hete stoffen, olie of vet.
Zorg ervoor dat een beschadigd
stroomsnoer wordt gerepareerd of
vervangen.
14-15 Probeer geen niet-oplaadbare accu's of
batterijen op te laden met deze oplader.
14-16 Deze oplader is niet bedoeld voor
gebruik zonder toezicht door kinderen
of personen met een beperking.
14-17 Zorg ervoor dat kinderen niet met de
oplader spelen: houd toezicht op hen.
14-18 Plaats een beschermkap (Fig. 2.
de contactpunten (Fig. 2.
accu.
Plaats een beschermkap op de
contactpunten van de accu als deze niet
wordt gebruikt; dit voorkomt kortsluiting.
14-19 Zorg ervoor dat de contactpunten
(metaal) van de accu niet kortsluiten.
Kortsluiting van de contactpunten laat een
sterke stroom ontstaan, waardoor de accu
oververhit en beschadigd kan raken.
14-20 Bewaar het apparaat tijdens de zomer
niet in een voertuig of in direct zonlicht.
Opslag bij hoge temperaturen kan de
accu doen verslechteren.
14-21 Sla niet een volledig ontladen accu op.
Als u een volledig ontladen accu van
het apparaat verwijdert en langere tijd
niet gebruikt, kan dit de accu
beschadigen. Laad de accu direct na
het ontladen weer op.
15. DRAAG VEILIGHEIDSHANDSCHOENEN
TIJDENS HET GEBRUIK VAN HET
APPARAAT
De afgeknipte binddraad heeft scherpe randen.
Zorg ervoor dat u deze niet aanraakt: zij kunnen
ernstig letsel veroorzaken.
16. VOORAFGAAND AAN GEBRUIK
(Fig. 4 en 5) Controleer of de beveiligingen naar
behoren werken. Als dit niet het geval is,
gebruik het apparaat dan niet.
10
k
) op
l
) van de