Bedieningselementen pulsontvanger
22
19
24
Nr.
Aanduiding
19
Draaischakelaar ON/
OFF
20
Weergave-instrument Analoog weergave-element
21
Draaischakelaar met
6 standen
22
Draagriem
23
Rode stekkerbus
24
Zwarte stekkerbus
Batterijcontrole pulsontvanger
ü De pulsontvanger is uitgeschakeld.
1. Draai de 6-standendraaischakelaar (21) naar de
stand BAT.-CHECK.
ð Slaat de wijzer van het weergave-instrument (20) uit
naar rechts (tot minimaal 30 μA), is de batterijcapaciteit
voldoende en is het apparaat klaar voor gebruik.
2. Draai de 6-standendraaischakelaar (21) naar de stand 4.
20
NL
20
Betekenis
Afstelling voor de "0"-stand
microampère
Stand 1: Demping zonder
weerstand
Stand 2: Demping lage weerstand
Stand 3: Demping middelmatige
weerstand
Stand 4: Demping hoogste
weerstand
Stand TEST: Testinstelling
Stand BAT.-CHECK:
Batterijcontrole
Voor transport tijdens het instellen
en het lokaliseren van de lekkage
Voor verbinding met de
pulsgenerator en voor het
aansluiten van de meetstaven
Batterijcontrole pulsontvanger
1. Steek de stekker van het netsnoer in een
randaardestopcontact.
2. Druk de tuimelschakelaar (12) naar de schakelaarstand
"I".
21
ð Het groene lampje (11) toont de netverbinding.
Controle van de werking van de combinatie van beide
apparaten
23
Let op
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
beide apparaten vóór de controle uitschakelen. Draai
de draaischakelaar (21) van pulsontvanger naar de
stand "TEST'. Staat de schakelaar in een andere stand,
kan de ontvanger bij het inschakelen van de
pulsgenerator worden beschadigd.
1. Verbind de pulsontvanger met de zwarte (8) en rode (9)
verbindingskabel bij de stekkerbussen van de
pulsgenerator (18
kleurtoewijzing zwart/rood.
2. De pulsgenerator inschakelen, door de
tuimelschakelaar (12) naar de stand I te schakelen.
3. De pulsontvanger inschakelen, door de draaischakelaar
ON/OFF (19) iets rechtsom te draaien.
4. Met de draaischakelaar (19) de weergave naar "0"
regelen.
ð De wijzer van het analoge weergave-instrument (20)
moet in het ritme van de pulsen naar rechts uitslaan.
5. Controleer de pulsen ook via het groene lampje (11) op de
transportkoffer.
6. Druk op de drukschakelaar (15), voor het activeren en
controleren van het toonsignaal van de pulsgenerator.
7. Verwissel de beide meetleidingen bij de pulsontvanger –
zwarte kabel (8) in de rode stekkerbus (23) en de rode
kabel (9) in de zwarte stekkerbus (24) – en herhaal de
procedure.
ð De wijzer moet nu naar links uitslaan.
15
8
21
19
20
pulsstroom-meetsysteem PD200
en 17). Zorg voor de juiste
10
0
10
20
20
30
30
40
40
50
50
–
+
µA
17
18
9
21
7