zodanig dat geen kans bestaat op omverrijden of blootstelling aan andere materiële beschadiging en
een veilige afstand tot las- of snijwerkzaamheden en andere warmtebronnen, vonken of spatten
gewaarborgd is.
Installatie en Bediening
Lees dit hoofdstuk geheel alvorens de machine te
instaleren of te gebruiken.
Plaats en omgeving
Deze machine werkt onder zware omstandigheden.
Enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen garanderen
een betrouwbare werking en lange levensduur.
•
Plaats de machine niet op een ondergrond die
meer dan 15° uit het lood ligt (van horizontaal).
•
Gebruik deze machine niet voor het ontdooien van
waterleidingen.
•
Plaats de machine daar waar er een vrije circulatie
van schone lucht is, zonder beperking van de
uitgaande lucht vanuit de ventilatieopeningen.
Bedek de ingeschakelde machine niet met papier,
doek of iets dergelijks.
•
Beperk het opzuigen van stof en vuil tot een
minimum.
•
Deze machine heeft een IP23 beschermingsgraad.
Houdt de machine zo mogelijk droog en plaats
hem niet op vochtige grond of in plassen.
•
Plaats de machine zo mogelijk weg van radio-
bestuurde apparatuur. Normaal gebruik kan de
werking van dichtbijzijnde radiobestuurde
apparatuur negatief beïnvloeden, met ongevallen
of schade tot gevolg. Lees het hoofdstuk
Elektromagnetische Compatibiliteit van deze
gebruiksaanwijzing.
•
Niet gebruiken in ruimtes met een
omgevingstemperatuur van 40°C of hoger.
Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur van de machine komt overeen het
percentage van de tijd dat een lasser de machine kan
gebruiken bij een aangegeven lasstroom.
Voorbeeld: 60% inschakelduur:
6 minuten lassen.
Excessieve verlenging van de inschakelduur activeerd
het thermisch beveiligings circuit.
Primaire aansluiting
Controleer de primaire voeding van de (spanning / fase
en frequentie) van de stroombron waarop deze
draadaanvoerkoffer aangesloten wordt. De toelaatbare
voedingsspanning vanaf de stroombron staat
aangegeven op het typeplaatje van de
draadaanvoerkoffer. Controleer of de
draadaanvoerkoffer juist geaard is via de stroombron.
Gas aansluiting
Een gas cilinder moet voorzien worden van en correcte
drukregelaar/reduceerventiel. Wanneer deze juist op
elkaar zijn aangesloten, sluit men de gasslang aan
tussen de uitgang van het reduceerventiel en de
Nederlandse
4 minuten pauze.
gasaansluiting (ingang) op de draadaanvoerkoffer (zie
ook punt [11] van de afbeeldingen hieronder. De
draadaanvoerkoffer is geschikt voor alle bruikbare
beschermgassen inclusief Kooldioxide, Argon en
Helium met een maximale druk van 5,0 bar.
Aansluitingen
Zie ook punt [1] van de afbeeldingen hieronder.
Bediening en Functies
1.
EUROconnector: Voor aansluiting van de
lastoorts.
2.
Regelaar Draadsnelheid WFS (Wire Feed Speed):
Deze biedt controle over de draadaanvoersnelheid
binnen het bereik van 1.0 tot 20 m/min.
Alvorens het lassen en gedurende de koude
draadaanvoer de knop [15] draadaanvoersnelheid
is van invloed op de draadsnelheid.
3.
Regelaar lasspanning: Voor een traploze instelling
van de gebruikte lasspanning mogelijk.
4.
Schakelaar afstandbediening: Schakelt tussen de
regelaar lasspanning op de draadaanvoerkoffer [3]
of de regelaar lasspanning op de afstandbediening.
5.
Stekkerdoos afstandbediening: Wanneer een
afstandbediening gebruikt wordt, moet deze op
deze stekkerdoos aangesloten worden (zie ook de
sectie acessoires).
6.
Snelkoppingen (alleen voor watergekoelde
modellen): Voor aansluiting van watergekoelde
toortsen.
Warm water van de toorts.
Koud water naar de toorts.
2
WAARSCHUWING
Nederlandse