kan tijdens het maaiseizoen aangepast worden aan de
conditie van het gras.
Over het algemeen is een laag tot normaal agressieve
instelling beter geschikt voor grassoorten voor het
warme seizoen (bermuda-, paspalum-, zoysiagras),
terwijl voor grassoorten voor het koele seizoen (agrostis,
blue grass, rogge) een normaal tot hoog agressieve
instelling vereist is. Bij een hoog agressieve instelling
wordt meer gras gemaaid doordat de ronddraaiende
messenkooi meer gras in de snijplaat trekt.
Figuur 20
1. Afstandsstukken, achter
2. Montageflens van zijplaat
Afstandsstukken, achter
Het aantal afstandsstukken achter bepaalt de
agressiviteit van de maaistand van het maaidek. Bij een
bepaalde maaihoogte verhoogt de plaatsing van extra
afstandsstukken onder de montageflens op de zijplaat
de agressiviteit van het maaidek. U dient de maaistand
van alle maaidekken op een bepaalde machine dezelfde
agressiviteit te geven (aantal afstandsstukken achter,
onderdeelnr. 119–0626), want als dit niet het geval is,
kan dit een negatief effect op het maairesultaat hebben
(Figuur 20).
Gazoncompensatie-instellingen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht
van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst.
(Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat
ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.)
Groomer
Dit is de aanbevolen maaihoogte als een groomer op
het maaidek is gemonteerd.
Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar
3. Agressiviteit van
maaistand
voren wijst en is neergelaten op de vloer van de
werkplaats.
1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de
veerstang (Figuur 21).
1. Gazoncompensatieveer
2. Borgpen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde
van de veerstang vast totdat de lengte van de
samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt (Figuur 21).
Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet
de veer 12,7 mm langer zijn. De machine zal het
grondoppervlak iets minder goed volgen.
Opmerking: De gazoncompensatie-instelling
dient opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte
of de agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
14
Figuur 21
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren