leiden. Daarbij mag de weg van het verbrandingsgas nooit omlaag
voeren, maar moet deze indien mogelijk stijgend naar de schoorsteen
worden uitgevoerd. Hierbij moeten zo weinig mogelijk bochten in de
afvoerpijp worden gemaakt. De afvoerpijp mag niet kunnen losraken;
eventueel moet deze met klemmen worden geborgd. Als de afvoerpijp
door een brandbare wand of langs nabijgelegen brandbare compo-
nenten voert, moet deze overeenkomstig de voorschriften worden
geïsoleerd. Het is essentieel dat de verbindingsleiding zo wordt
gemonteerd, dat deze op ieder gewenst moment makkelijk en veilig kan
worden gereinigd. Dit moet worden gegarandeerd door een passend
aantal reinigingsopeningen. De minimumafstand van het verbindings-
stuk tot brandbare onderdelen kan, afhankelijk van de informatie van
de fabrikant van de afvoerpijp, de afstand van de ethanol kachel tot
brandbare onderdelen vergroten. De vermelde minimumafstanden tot
brandbare bouwelementen in deze handleiding hebben betrekking op
de ethanol kachel en moeten eventueel worden aangepast.
Een schoorsteenbrand is te herkennen aan:
• uitslaande vlammen uit de schoorsteenopening,
• een hevige vonkenregen,
• rook- en geuroverlast,
• voortdurend heter wordende schoorsteenmuren.
In een dergelijk geval is het belangrijk om op de juiste wijze te
handelen. Bel de brandweer via 112. Bovendien dient de schoorst-
eenveger geïnformeerd te worden. Brandbare voorwerpen dienen van
de schoorsteen weggehaald te worden. Attentie: ga in de tussentijd
nooit met water blussen. De temperatuur bij een schoorsteenbrand kan
oplopen tot 1300 °C. Het bluswater verandert onmiddellijk in stoom.
Een emmer met 10 liter water wordt omgezet in 17 kubieke meter
stoom. Door de enorme druk die daarbij ontstaat zou de schoorsteen
kunnen openscheuren. Na de brand moet de hele stookinstallatie door
een vakman op schade worden gecontroleerd en eventueel worden
gerepareerd.
1.5 VEILIGHEIDSFUNCTIES
De regeling van de ethanol kachel Passo Ethanol biedt veiligheidsfuncties die
bij een bedrijfsstoring automatisch in werking treden. Als de ethanolkachel
zichzelf vanwege een storing uitschakelt, wordt op het bedieningspaneel
aan de hand van een foutcode de oorzaak van de storing aangeduid (zie
hoofdstuk 5 Ondersteuning bij storingen).
Indien u dingen opmerkt die wijzen op een storing of een gevaar vormen,
wacht dan niet tot de desbetreffende storingsmelding verschijnt, maar kop-
pel Passo E van de stroom los en let op het apparaat totdat het vuur uitgaat
en het apparaat afgekoeld is. Neem vervolgens contact op met uw verkoper,
voordat u het apparaat weer in gebruik neemt.
Te weinig brandstof
Het verwisselen van de vaten mag alleen in uitgeschakelde toestand worden
uitgevoerd. Als de ethanoltank leeg is, wordt het vuur gedoofd, omdat de
minimumtemperatuur niet meer wordt bereikt. Er wordt een foutmelding
gegenereerd die het tekort aan ethanol aangeeft. Na het bevestigen en
verwisselen van het vat kan de ethanol kachel weer worden gestart (zie
hoofdstuk 2.3).
Aanjager
De aanjager wordt in de startfase bewaakt. Indien de ventilator niet genoeg
druk opbouwt, ontsteekt het apparaat niet.
Zekering tegen elektrische overbelasting
Het ethanolapparaat is met een interne hoofdzekering beschermd tegen
overstroom en interne kortsluiting.
Stroomuitval tijdens gebruik
Na een korte stroomuitval (tot ca. 30 s) wordt de verbranding voortgezet met
de eerder ingestelde werkingsparameters.
NL 7
NL