3
Selecteer een kleur.
Kadreer een voorwerp in het witte vierkant in het
midden van het scherm en druk op 1 om de kleur
van het voorwerp te kiezen als een kleur die
behouden blijft in het uiteindelijke beeld (de
camera kan problemen ondervinden bij het
detecteren van onverzadigde kleuren; kies een
verzadigde kleur). Om in te zoomen op het midden
van het scherm voor meer nauwkeurige
kleurselectie, druk op X. Druk op W (Q) om uit te
zoomen.
4
Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige
tinten te verhogen of te verlagen die in het
uiteindelijke beeld worden vastgelegd. Kies uit
waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere
waarden tinten van andere kleuren kunnen
bevatten.
5
Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te selecteren, aan de
hoofdinstelschijf om een van de andere drie
kleurvakken bovenaan het scherm te markeren en
herhaal stap 3 en 4 om een andere kleur te
selecteren. Herhaal, indien gewenst, voor een derde
kleur. Druk op O om selectie van de gemarkeerde
kleur ongedaan te maken (Houd O ingedrukt om
alle kleuren te verwijderen. Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven; selecteer Ja).
6
Keer terug naar de livebeeldweergave.
Druk op J om naar livebeeld terug te keren. Tijdens het fotograferen worden
alleen voorwerpen van de geselecteerde tinten in kleur vastgelegd; alle overige
kleuren worden in zwart-wit vastgelegd. Draai aan de livebeeldschakelaar om
livebeeld af te sluiten. De geselecteerde instellingen blijven van kracht en worden
toegepast op foto's die met behulp van de zoeker zijn gemaakt.
40
Geselecteerde kleur
Kleurbereik