Draadloze componenten toewijzen
Om de draadloze componenten met elkaar te kunnen laten communiceren,
moeten deze aan elkaar worden toegewezen.
i
LAN-adapter toewijzen
Voor het toewijzen van een LAN-adapter moet in het menu van het ener-
gie- en weerdisplay het zendkanaal ("LAn1" of "LAn2") worden bepaald.
Standaard is "LAn1" ingesteld. Wanneer kanaal 2 moet worden toegewe-
zen, moet in het configuratiemenu "LAn2" worden ingesteld.
i
Aanwijzing over eerder toegewezen sensoren
Wanneer een eerder toegewezen sensor opnieuw moet worden toegewe-
zen, moet de toewijzing eerst worden gewist (zie "Toewijzing wissen",
p. 10).
Start op de sensor resp. de adapter de programmeermodus:
1. Druk hiervoor gedurende 3 seconden op de betreffende toewijzings-
toets (zie bedieningshandleiding van de sensor/adapter).
Start op het energie- en weerdisplay de programmeermodus:
1. Druk gedurende ten minste 3 seconden op de toetsen "Sensor" en
"Energy" om het configuratiemenu te openen.
2. Bevestig het menuonderdeel "SEnSO" met "OK".
3. Bevestig het menuonderdeel "LEArn" met "OK".
✓
Het energie- en weerdisplay zoekt naar nieuwe sensoren en adapters.
✓
Apparaten die zich in de programmeermodus bevinden, worden als
"verbruiker gas, stroom, sensor 1,2,3" resp. als "LAN" of "Buiten" weer-
gegeven.
4. Druk op "OK".
✓
Alle gevonden sensoren zijn geselecteerd en knipperen.
5. Selecteer met "+" of "-" een afzonderlijke of alle sensoren.
6. Bevestig met "OK".
✓
Na succesvolle toewijzing geeft het energie- en weerdisplay de verzon-
den gegevens aan. Zijn er nog geen actuele gegevens beschikbaar dan
wordt in eerste instantie "-88" weergegeven.
9