3.2 Locatie in het perceel
Het station wordt in de meeste gevallen ± 4m links of rechts van het spuitspoor geplaatst. Hou
daarbij wel rekening houdend hoe er beregend wordt. Bij gebruik van een haspel is het
gewenst om het station halverwege de waterstraal te plaatsen om zo een juiste indicatie te
krijgen van de beregende hoeveelheid. Om een goed beeld te krijgen is het van belang dat
het station op een locatie in het perceel wordt geplaatst waar de bodemtextuur overeenkomt
met het gemiddelde van het perceel.
De beste periode van het plaatsen van de sensoren is direct na poten of zaaien om geen
verstoring in de wortelgroei te veroorzaken.
3.2.1
Plaatsing Weerstation
Plaatsing van het GeoBas weerstation is eenvoudig. Door middel van een grondboor kan het
station geplaatst worden. Zorg dat de paal met regenmeter enigszins waterpas staat om een
goede neerslagmeting te kunnen bewerkstelligen. Bij de regenmeter zit een ingebouwd
waterpas. Draai het zonnepaneel naar het zuiden.
3.2.2
Plaatsing Bodemstation
Gaaf een kuil van 30 tot 40 cm dwars op de plant-/ zaairichting tussen de rijen. Het is van
belang de grond boven en rond de sensoren zo min mogelijk te verstoren, om een zo
representatief mogelijk beeld van de vochthuishouding te krijgen, Het is afhankelijk van het
gewas op welke diepte de sensoren geplaatst worden. Aanbevolen wordt deze zo ongeveer
15-20 cm onder de knol of onder het zaaibed te plaatsen. In de nettenbollenteelt kunt u de
sensor net boven of onder het net plaatsen.
Voor het plaatsen van de bodemvocht sensor kunt u het beste gebruik maken van een
plamuurmes of een ander plat stuk metaal. Deze dienen verticaal in de grond te worden
gestoken zodat de twee pennen van de sensor recht boven elkaar komen te staan (Figuur 2).
Figuur 2. Plaatsing bodemvocht- (links) en zuigspanningssensor (rechts) in voorgestoken gaten.
Voor het plaatsen van de zuigspanning sensor wordt aanbevolen om met een buisje, met een
iets kleinere diameter dan de dikte van de zuigspanning sensor, een gat te maken op dezelfde
7