Wanneer u het apparaat inschakelt, knippert het
laserlicht zonder te draaien. De ledlichtjes van de
X-as [J] en Y-as [K] knipperen groen tijdens het
nivelleren.
Eenmaal waterpas lichten de laserstraal en de
ledlichtjes van de X-as [J] en Y-as [K] continu op.
De laser begint te draaien aan 600 rotaties per
minuut, de optimale snelheid voor gebruik met
een ontvanger.
De kantelbeveiliging wordt standaard voorbereid
wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.
OPMERKING
Plaats het apparaat niet op een oppervlak met
een helling van meer dan 5°. Anders valt de la-
ser buiten het zelfnivellerend bereik, waardoor
de laserdiode continu knippert en het ledhel-
lingslichtje [L] rood knippert.
SCHIETLOODLIJN
Dankzij de schietloodlijn, geprojecteerd via
schietloodlijn boven [02] en schietloodlijn onder
[08], kan dit apparaat ook worden gebruikt om
een schietloodpunt van de grond naar het
plafond te brengen, of omgekeerd.
· Duid het startpunt aan.
· Plaats de laserstraal exact op dit startpunt. (We
raden een statief aan)
· Wacht tot de laser waterpas is.
· Nu kunt u het tegenoverliggende schietlood-
punt aangeven.
DRAAISNELHEID
Dit apparaat heeft verschillende draaisnelheden.
0, 60, 300, 600 en 800 RPM (rotaties per minuut).
De standaarddraaisnelheid is 600 RPM.
· Druk op de snelheidsknop [f] om de gewenste
snelheid te selecteren. Telkens wanneer u op
deze knop drukt, verandert de snelheid.
600 - 800 - 0 - 60 - 300 - 600 - 800 - ...
Een snelheid van 0 RPM projecteert een stil-
0 RPM
60 RPM
300 RPM
600 RPM
800 RPM
9