aandrijving in werking komt. Hoe harder u loopt, hoe
verder de handgreep schuift, en hoe sneller de maaier
draait (fig. 14).
Figuur 14
N.B.: De maaier werkt op de hoogste snelheid als u de
handgreep zo ver mogelijk naar voren drukt.
Voor een lagere draaisnelheid gaat u gewoon langzamer
lopen; als u stopt, stopt ook de aandrijving (fig. 14).
N.B.: Het kan zijn dat na de zelfaandrijving gebruikt te
hebben de maaier niet meer gemakkelijk achteruit wil
rollen. Om dat te verhelpen, duwt u de maaier een paar
centimeter vooruit zonder de zelfaandrijving te activeren,
en trekt u hem daarna weer achteruit.
Maaihoogte instellen
Het SmartWheel
heeft twee schalen: dun/normaal en
dik, om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie
te bepalen (fig. 15). Gebruik normaal gesproken de schaal
dun/ normaal tijdens de warme zomermaanden. De schaal
dik is voor het dikke, malse gras dat voornamelijk in de
lente groeit.
1
m–4206
1. Maaischaal voor
dun/normaal gras
Toro adviseert het volgende:
Maai met instelling D, E of F, of houd het gras op een
hoogte tussen 5 en 7,5 cm (2–3").
Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat
dun is, of laat in het najaar als het gras langzamer
begint te groeien. Maai lang gras eerst met een langere
maaihoogte en loop langzamer; maai daarna nogmaals
met een normale maaihoogte. Door maaien van te
hoog gras kan de maaimachine verstopt raken en de
motor afslaan.
N.B.: Met het SmartWheel berekent u de juiste instelling
om zeker te zijn dat niet meer dan 1/3 van de grassprieten
worden afgesneden.
1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. Rijd de maaier op het gras, stop zodra het SmartWheel
symbool op één van de achterwielen rechtop staat
(fig. 15).
3. Vergelijk de punten van de grassprieten met de letter
op het SmartWheel. De letter op het SmartWheel die
overeenkomt met de punten van de grassprieten geeft
de juiste maaihoogte aan.
4. Druk de rode knop omlaag en houd de
maaihoogtehefboom vast om de maaihoogte omhoog
of omlaag in te stellen (fig. 16).
14
Figuur 15
2. Maaischaal voor dik gras
2