Voorbereiding van het werk
8.4 Draagriem instellen
Stel, voor u begint te maaien, de draagriem en de
handgreep in volgens uw lichaamsgrootte.
A) Modellen met "Loop"-greep (128L, 133L, 143L
en 148L - L in de typebenaming)
Leg de éénschouderriem over de schouder
tegenover de bosmaaier. Als u de bosmaaier tijdens
het werk rechts naast uw lichaam draagt, dient u de
éénschouderriem over de linker schouder te leggen.
Als u de bosmaaier tijdens het werk echter links
naast uw lichaam draagt, dient u de
éénschouderriem over de rechter schouder te
leggen. Nadat u de lengte van de riem heeft
ingesteld, moet de riemhaak tegen de heup liggen.
Haak de riemhaak vast op de draagriembevestiging
van de bosmaaier.
Balanceer de bosmaaier met gemonteerd
snijwerktuig zo, dat het snijwerktuig, zonder dat de
hangende bosmaaier met de handen wordt
aangeraakt, net boven de grond zweeft.
Als het snijwerktuig meer dan 10 cm boven de grond
zweeft, moet de draagriembevestiging dichter bij de
motor worden bevestigd.
Als het werktuig op de grond rust, moet de
draagriembevestiging dichter bij de handgreep
worden bevestigd.
B) Modellen met „Bike"-greep (128B, 130H, 133B,
143B en 148B) - Dubbele schouderriem
Fig. 9
Nadat de haak in de draagriembevestiging (afb. 1b
pos. 12) op de maaiboom werd gehaakt, moet de
bosmaaier worden uitgebalanceerd. Daartoe wordt
de haak in een van de mogelijke bevestigingsgaten
gehaakt.
Het snijwerktuig moet net boven de grond (0 cm - 10
cm) pendelen terwijl de hangende bosmaaier niet
met de handen wordt aangeraakt.
NEDERLANDS 14