8.2 LED-indicatoren.
De drie LED-indicatoren van boven naar beneden zijn:
1. SOLAR stroomindicator
Wanneer de omvormer zich in de stand-by autocontrole status bevindt, knippert
het witte lampje. Onder normale net gekoppelde werkstatus brandt het lampje
altijd. In de "Storing"-modus is het lampje uit.
2. COM communicatie indicator
Als de omvormer normaal communiceert met andere apparaten, knippert het
witte lampje. Als de communicatie abnormaal is of niet verbonden is, is het
lampje uit.
3.
Storingsindicator
Het lampje brandt wanneer de omvormer defect is of wanneer externe
omstandigheden niet kunnen worden aangesloten op het elektriciteitsnet of
wanneer deze niet goed werkt. Als er geen storing is, brandt het lampje niet.
9 De omvormer spanningsvrij maken
Alvorens de werkzaamheden aan de omvormer worden uitgevoerd, moet u deze
van alle spanningsbronnen loskoppelen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Altijd
strikt aan de aangegeven volgorde houden.
1. Schakel de AC-stroomonderbreker uit en beveilig het tegen opnieuw
inschakelen.
2. Koppel de DC-schakelaar los en beveilig deze tegen opnieuw inschakelen.
3. Controleer met een stroomtang of er geen stroom op de DC-kabels staat.
UM0005_ASW 8-20K-LT-G2_EN_V03_1121
47