6.9 Zomer/Winter verw grens
368394 010.10
het apparaat. Deze wordt bij de inbedrijfstelling door de verwarmingsvakman voo-
raf ingesteld (basisinstelling: 0,76).
- Principe: hoe kouder de buitentemperatuur des te hoger de voorlooptemperatu-
ur.
De voor het bereiken van een bepaalde ruimtetemperatuur vereiste voorlooptem-
peratuur is wederom afhankelijk van de verwarmingsinstallatie en van de thermi-
sche isolatie van het gebouw.
Als u nu vaststelt dat de opgewekte warmte niet overeenkmt met uw behoeften,
verander dan de verwarmingskarakteristiek. De exacte aanpassing van het verwar-
mingspatroon van uw installatie bereikt u door stapsgewijs verhogen of verlagen
van de verwarmingskarakteristiek (Afb. 4).
Afb. 4: Verwarmingskarakteristiek
° C
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
Voorbeeld: De steilheid van de verwarmingskarakteristiek is op „0,76" inge-
steld. Buitentemperatuur bedraagt 0°C:
- Het apparaat verwarmt op een voorlooptemperatuur van ca. 35°C om de rui-
mtetemperatuur van 20°C te bereiken.
- Desondanks vindt u het te koud. Stel de verwarmingskarakteristiek op „1"
in. Het apparaat verwarmt op een voorlooptemperatuur van ca. 40°C om de
ruimtetemperatuur van 20°C te bereiken.
Bij de ingestelde temperatuur voor de zomer-/winter-verwarmingsgrens wordt de
verwarming op zomer- resp. winterbedrijf omgeschakeld.
Door de wijziging van de temperatuur worden de jaarverwarmingsfasen verkort of
verlengd.
- Een verhoging van de temperatuurwaarde heeft een vroegere omschakeling op
winterbedrijf en een latere omschakeling op zomerbedrijf tot gevolg.
- Een verlaging van de temperatuurwaarde bewerkstelligt een latere omschake-
ling op winterbedrijf; de omschakeling op zomerbedrijf vindt eerder plaats.
SensoTherm BLW 7 - 20
Programmering
4
3,5
3
2,75
2,5
0
-10
-20
Außentemperatur
2,25
2
1,75
1,5
1,25
1
0,76
0,5
0,25
-30
° C
27