3.2 Systeemsoftware handmatig beheren via de
Beheer van de
SpeedTouch™-
systeemsoftware
Belangrijke opmerking
Voordat u begint
Procedure
3EC 37891 AVAA TCAAV Ed. 01
BOOTP-server
Het beheer van de SpeedTouch™-systeemsoftware is gebaseerd op BOOTP, een
standaardprocedure voor het opstarten van stations waarin zich geen schijf bevindt.
Omdat de SpeedTouch™ in staat is over te schakelen naar de BOOTP-modus, kan een
BOOTP-server het beheer van het SpeedTouch™-bestandssysteem overnemen en
upgrade-bestanden naar het systeem verzenden.
Het is raadzaam de onderstaande procedure alleen te gebruiken als u zowel met het
gebruik van een BOOTP-server als de werkingsprincipes van BOOTP vertrouwd bent.
Wanneer u met behulp van de onderstaande procedure een upgrade van de
systeemsoftware uitvoert, worden de fabrieksinstellingen van de SpeedTouch™
hersteld. Het is dan ook raadzaam een reservekopie van de SpeedTouch™-configuratie
te maken voordat u een upgrade van de systeemsoftware uitvoert.
Op de computer die u gebruikt om de upgrade van de SpeedTouch™-systeemsoftware
uit te voeren, moet een BOOTP-server van een andere fabrikant zijn geïnstalleerd.
Controleer of de SpeedTouch™ via de Ethernet-poort met uw computer is verbonden.
Als u de SpeedTouch™530 gebruikt, moet u de verbinding met de USB-interface (indien
u daarvan gebruikmaakt) verbreken om communicatiefouten tijdens het upgraden van
de systeemsoftware te voorkomen.
U hebt het SpeedTouch™ MAC-adres (Medium Access Control) van uw
SpeedTouch™-apparaat nodig. Zie
informatie over het vinden van dit adres.
Zorg ervoor dat uw lokale schijf een geldig beeldbestand van de SpeedTouch™-
systeemsoftware bevat.
De SpeedTouch™-systeemsoftware upgraden:
Controleer als eerste of uw SpeedTouch™ is uitgeschakeld en er een BOOTP-
1
server is geïnstalleerd op de computer die u gebruikt om de upgrade van de
systeemsoftware uit te voeren.
Configureer de BOOTP-server voor gebruik van het beeldbestand van de
2
SpeedTouch™-systeemsoftware. De BOOTP-server moet gebruikmaken van dit
bestand tijdens het beantwoorden van BOOTP-aanvragen door de SpeedTouch™
waarvoor u de systeemsoftware wilt upgraden.
Om de identificatie van de BOOTP-aanvragen vanaf de SpeedTouch™ mogelijk te
3
maken, moet u het MAC-adres opgeven en een IP-bereik voor basale
communicatie tussen de BOOTP-server en de SpeedTouch™ definiëren.
Druk op de aan/uit-knop van de SpeedTouch™ en houd de knop ingedrukt totdat
4
de LED voor systeem in/uitgeschakeld oranje gaat knipperen (ongeveer zes
seconden). Hiermee wordt aangeduid dat de SpeedTouch™ is overgeschakeld
naar de BOOTP-modus en BOOTP-aanvragen verzendt.
De BOOTP-server zal de BOOTP-aanvragen beantwoorden en de gevraagde
5
bewerkingen uitvoeren om de systeemsoftware naar de SpeedTouch™ te verzenden.
Nadat is gecontroleerd of de ontvangen systeemsoftware geldig is voor het
6
apparaat, wordt de SpeedTouch™ gestart in de normale operationele modus.
U hebt de mogelijkheid de reservekopie van de configuratie te uploaden op de
7
wijze die wordt beschreven in het gedeelte
3 Systeemsoftware van de SpeedTouch™ upgraden
"System Info (Systeeminfo)" op pagina 26
"Setup (Installatie)" op pagina
voor
32.
39