Werking DIP-switch
De instellingen van de DIP-switches hebben invloed op de
werking van de interface tussen GRAFIK Eye-besturings-
eenheden en uw pc of externe A/V-apparatuur. Besturings-
eenheden en optionele controlepanelen moeten een uniek
adres hebben om te kunnen worden gebruikt met de
besturingsinterface. Zie voor adressering de GRAFIK Eye
Installatiegids die is meegeleverd met de besturings-
eenheden. De besturingsinterface staat standaard op
adres 16, behalve wanneer deze wordt geadresseerd in de
vaste adresseringsmodus (zie onder). DIP-switch opties:
DIP-switch 1: ZONEVERGRENDELING AANHOUDEN;
DIP-switch 2: SCENARIOVERGRENDELING
AANHOUDEN; en
DIP-switch 3: VOLGORDE AANHOUDEN:
Wanneer de stroom uitvalt, onthoudt de besturings-
interface welke GRAFIK Eye-besturingseenheden een
zonevergrendeling, een scenariovergrendeling en een
volgordemodus hadden (ingesteld via de besturings-
interface). Wanneer de stroomtoevoer wordt hersteld,
blijven besturingseenheden die waren voorzien van een
zonevergrendeling, een scenariovergrendeling of de
volgordemodus (ingesteld via de besturingsinterface)
vergrendeld of in volgorde wanneer de DIP-switches in
de positie AAN staan. Wanneer de DIP-switches UIT
staan, worden deze gegevens niet hersteld wanneer de
stroomtoevoer terugkeert. Deze DIP-switches hebben
geen invloed op de zonevergrendeling, scenariovergren-
deling of volgordemodus die is ingesteld door een GRX-
AV in 4Q-modus.
DIP-switch 4: VOLGORDETYPE: Stel het scenariobereik
in waarover de GRAFIK Eye-besturingseenheden de
volgorde bepalen middels de VOLGORDE-opdracht.
Wanneer deze UIT staat, bepalen GRAFIK Eye-
besturingseenheden de volgorde van scenario 1 t/m 4.
Wanneer deze AAN staat, wordt de volgorde van
scenario 5 t/m 16 bepaald.
Adresseringstabel
1 2 3 4
ADDRESS 1
1 2 3 4
ADDRESS 2
1 2 3 4
ADDRESS 3
1 2 3 4
ADDRESS 4
1 2 3 4
ADDRESS 5
1 2 3 4
ADDRESS 6
1 2 3 4
ADDRESS 7
1 2 3 4
ADDRESS 8
*Gereserveerd voor GRX-CI-PRG, indien aanwezig
in het systeem.
2
GRAFIK Eye
Gebruiksaanwijzing
®
1 2 3 4
ADDRESS 9
1 2 3 4
ADDRESS 10
1 2 3 4
ADDRESS 11
1 2 3 4
ADDRESS 12
1 2 3 4
ADDRESS 13
1 2 3 4
ADDRESS 14
1 2 3 4
ADDRESS 15
1 2 3 4
ADDRESS 16*
DIP-switch 5: VAST ADRES: Wanneer u een besturings-
interface wilt toevoegen aan een gegevensverbinding
waarop al een GRX-CI-NWK-E, GRX-CI-RS232 of
GRX-CI-PRG zijn aangesloten, moet de optie vast
adres worden gebruikt door DIP-switch 5 AAN te zetten.
DIP-switches 1 t/m 4 worden dan gebruikt om de
interface te adresseren. Zie de adresseringstabel.
Het volgordetype (DIP-switch 4) dat wordt uitgevoerd
wanneer de VOLGORDE-opdracht van de besturings-
interface wordt gebruikt, wordt bepaald door het adres
van de besturingsinterface. Even adressen (2, 4, etc.)
bepalen de volgorde van scenario 1 t/m 4, en oneven
adressen (1, 3, etc.) bepalen de volgorde van scenario
5 t/m 16.
Een besturings interface met een vast adres kan
tegelijkertijd slechts één van de volgende modussen
uitvoeren: Zonevergrendeling (ZL), Scenariovergren-
deling (SL), of Volgorde (SQ).
NB: Gebruik de optie vast adres alleen wanneer er al
een GRX-CI-PRG, GRX-CI-RS232, of GRX-CI-NWK-E
op de gegevensverbinding is aangesloten.
DIP-switch 6: ONBEWERKTE FEEDBACK
Wanneer u DIP-switch 6 van de besturingsinterface
AAN zet, ontvangt u een terugmelding van knopacties
op een GRAFIK Eye-besturingseenheid of optioneel
controlepaneel. Deze respons heeft de volgende
indeling:
[adres][knopgegevens]
adres - adres van GRAFIK Eye-besturingseenheid of
optioneel controlepaneel waar de knopactie
is uitgevoerd
knopgegevens - welke actie werd er genomen naar
De eerste parameter is het adres van de GRAFIK Eye-
besturingseenheid of het optionele controlepaneel waar
een knopactie op is uitgevoerd. Een hoofdletter geeft
aan dat er een knop is ingedrukt, een kleine letter geeft
aan dat een knop is vrijgegeven. De tabel hiernaast
geeft aan hoe adressen in de onbewerkte feedback
worden weergegeven.
De tweede parameter, knopgegevens, varieert op basis
van de functie van de GRAFIK Eye-besturingseenheid
of het optionele controlepaneel. De functies kunnen
worden onderscheiden in vier hoofdcategorieën:
scenarioselectie/fijnafstemming, speciale functies,
afscheidingen en mastering.
aanleiding van de knopactie
R