Hoofdstuk 4: Bellen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het voeren van telefoongesprekken en
over de diverse beschikbare opties tijdens een gesprek.
Voordat u kunt bellen
Controleer voordat u belt of de telefoonfunctie is ingeschakeld. U kunt de
telefoonstatus controleren via het pictogram rechts van het Meldingsgebied.
Pictogram
Beschrijving
Verbonden: U kunt bellen.
Vliegtuigmodus: Draadloze verbindingsmogelijkheden zijn uitgeschakeld.
Schakel de vliegtuigmodus uit voordat u probeert te bellen.
Bellen
Opmerking: De telefoonfunctie moet worden ingeschakeld voordat kan worden
gebeld.
1. Tik in het Beginscherm op Telefoon of open
Telefoon vanuit het menu.
2. Voer het nummer in dat u wilt draaien.
3. Druk op de Beltoets om te bellen.
4. Beëindig het gesprek door op Beëindigen te
drukken.
Een nummer bellen vanuit het Oproeplogboek
De oproepgeschiedenis kan worden geopend door te tikken op het tabblad
Oproeplogboek. Het toont recent ontvangen, gebelde en gemiste oproepen.
Tik op een nummer om de oproepdetails te zien. Bel nogmaals een nummer uit
de oproepgeschiedenis door het nummer te selecteren en druk op
ook op het nummer tikken en vasthouden om een menu met andere opties te
openen: <Het nummer> bellen; Contact weergeven; Nummer bewerken voor
bellen; Sms/mms verzenden; Toevoegen aan contacten of Verwijderen uit
oproeplogboek.
Gemiste oproepen worden aangegeven door de gespreksindicator aan de
bovenkant van de telefoon en in het Meldingsgebied met het pictogram
18
. U kunt
.