Opbouwmontage
Voor de opbouwmontage is een opbouwraam 110A verkrijg-
baar (zie accessoires).
7. Aansluiting
De aanwezigheidsmelders kunnen als Master in enkelvoudige
schakeling, als Master-Master in parallelschakeling of als
Master-Slave in parallelschakeling worden gecombineerd. Er
kunnen meerdere toetsen op één stuuringang aanwezig zijn.
Verlichte toets met nuldraadaansluiting gebruiken.
Met de managementafstandsbediening „SendoPro, theSenda
B/App" kunnen via de parameter <Klem SX toewijzing> de
kanalen C1 t/m C3 licht aan de gewenste toetsingangen S1
t/m S3 worden toegewezen. De ingang S3/P kan voor het
parallelle signaal van de master-slave- resp. master-master-
schakeling of als toetsingang S3 worden gebruikt. Fabrieksin-
stelling is „Parallel".
Op elke meter kunnen max. 50 DALI-bedrijfsapparaten
worden aangesloten. Wij adviseren de DALI-bedrijfsapparaten
gelijkmatig over de 3 fasedraden te verdelen.
L Alle melders en toetsen moeten op dezelfde fase worden
aangesloten.
L Sluit ten minste 1 DALI-bedrijfsapparaat aan per master.
Enkelvoudige schakeling
Bij de enkelvoudige schakeling detecteert de aanwezigheids-
melder als Master aanwezigheid en lichtsterkte en regelt de
verlichting.
L
N
L
N
S3/P
Master
S1 S2
DA+ DA–
DALI
Parallelschakeling master-slave
Is het detectiebereik van één aanwezigheidsmelder
onvoldoende (grote ruimtes), dan kunnen maximaal 10
melders door verbinden van de P-klemmen parallel worden
geschakeld. De aanwezigheid wordt daarbij door alle melders
gezamenlijk gedetecteerd. De Master meet de lichtsterkte,
verwerkt de toetsen en regelt de verlichting. Alle overige
melders worden als Slaves gebruikt. Zij leveren uitsluitend
aanwezigheidsinformatie.
L
N
L
N
S3/P
L
Master
S1 S2
DA+ DA–
DALI
•
Lichtmeting alleen bij de Master
•
Maximaal 10 melders parallel schakelen
•
Dezelfde fase voor alle melders en toetsen gebruiken
•
Slave: theRonda P360 Slave (2080080)
Parallelschakeling master-master
In een parallelschakeling kunnen ook meerdere Masters
worden gebruikt. Elke Master regelt daarbij zijn eigen licht-
groepen volgens zijn eigen lichtsterktemeting. Nalooptijden
en gewenste lichtsterktes worden bij elke Master individueel
ingesteld. De aanwezigheid wordt nog steeds door alle mel-
ders gezamenlijk geregistreerd.
L
N
L
N
S3/P
Master
S1 S2
DA+ DA–
DALI
•
Master met 2 lichtgroepen en individuele
lichtsterktemeting
•
Maximaal 10 melders parallel schakelen
•
Dezelfde fase voor alle melders en toetsen gebruiken
Integratie van een extern DALI-relais
•
Op de DALI-kabel kan max. 1 extern DALI-relais worden
aangesloten. De DALI-relais moet voldoen aan de norm
IEC 62386-208 (apparaattype 7).
•
Het DALI-relais wordt automatisch door de melder
herkend.
•
Inschakelvertraging en nalooptijd kunnen met de
afstandsbediening worden ingesteld.
L
N
L
N
Master
S1 S2
DA+ DA–
DALI
N
P
Slave
L
N
S3/P
Master
S1 S2
DA+ DA–
DALI
DALI
relay
4