Specificaties afstandsbediening
Model
Nominale spanning
Signaalontvangstbereik
Milieu
1
2
Batterijen
6
5
Wijs met de bediening richitng de unit
Druk op de aan/uit knop
WEET U NIET WAT EEN FUNCTIE DOET?
Raadpleeg de secties Basisfuncties en/of Geavanceerde instellen in deze handleiding voor een gedetailleerde
beschrijving van het gebruik van uw airconditioner.
SPECIALE OPMERKING
• Het ontwerp van de knoppen op uw apparaat kunnen enigszins afwijken van het getoonde voorbeeld.
• Als de binnenunit een bepaalde functie niet heeft, heeft het indrukken van de knop van die functie op de
afstandsbediening geen effect.
• Als er grote verschillen zijn tussen "Handboek afstandsbediening" en "GEBRUIKERSHANDLEIDING" in de
functiebeschrijving, heeft de beschrijving van "GEBRUIKERSHANDLEIDING" voorrang.
3
RG10B(D)/BGEF, RG10B(D1)/BGEFU1, RG10B1(D)/BGEF, RG10B2(D)/
BGCEF, RG10B10(D)/BGEF, RG10A4(D)/BGEF,
RG10A4(D1)/BGEFU1, RG10A5(D)/BGEF, RG10A5(D1)/BGEFU1,
RG10A5(D1)/BGCEFU1, RG10A5(D)/BGCEF, RG10A11(D)/BGEF,
3,0 V (droge batterijen R03 / LR03 × 2)
8 m
-5°C~60°C
3
AUTO
COOL
DRY
HEAT
FAN
Selecteer de modus
Selecteer de temperatuur
4
Ventilatorsnelheid
Gebruik van de afstandsbediening
BATTERIj VERVANGEN
Uw airconditioning wordt mogelijk geleverd met twee batterijen (sommige
units). Plaats de batterijen voor gebruik in de afstandsbediening.
1. Schuif de achterklep van de afstandsbediening naar beneden, zodat het
2. batterijcompartiment zichtbaar wordt.
3. Plaats de batterijen en let erop dat de (+) en (-) uiteinden van de batterijen
overeenkomen met de symbolen in het batterijvak.
4. Schuif het batterijklepje terug op zijn plaats.
!
OPMERKING
Voor optimale productprestaties:
• Gebruik geen oude en nieuwe batterijen of batterijen van verschillende typen door elkaar.
• Laat geen batterijen in de afstandsbediening zitten als u van plan bent het apparaat langer dan 2 maanden
niet te gebruiken.
!
LEGE/DEFFECTE BATTERIjEN
Gooi batterijen niet bij het gewone huisvuil. Raadpleeg de plaatselijke wetgeving voor de juiste verwijdering van batterijen.
TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN AFSTANDSBEDIENING
• De afstandsbediening moet binnen 8 meter van de unit worden gebruikt.
• Het apparaat piept wanneer een extern signaal wordt ontvangen.
• Gordijnen, andere materialen en direct zonlicht kunnen de infraroodsignaalontvanger storen.
• Verwijder de batterijen als de afstandsbediening langer dan 2 maanden niet wordt gebruikt.
OPMERKINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN AFSTANDSBEDIENING
Het apparaat kan voldoen aan de lokale nationale voorschriften regelgeving.
• In Canada moet het voldoen aan KAN ICES-3 (B) / NMB-3 (B).
• In de VS voldoet dit apparaat aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is onderhevig aan het volgende twee
voorwaarden:
(1)
Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken,en
(2)
dit apparaat moet elke storing accepteren ontvangen, inclusief interferentie die kan een
ongewenste werking veroorzaken.
Het apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de limieten voor een digitaal apparaat van
Klasse B, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden
tegen schadelijke storing bij installatie in een woonomgeving. Het apparatuur genereert en gebruikt radiofre-
quentie-energie en kan deze uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de
instructies, schadelijke storing van radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er geen storing
zal optreden in een bepaalde installatie. Als het apparatuur schadelijke storing veroorzaakt aan radio- of tele-
visieontvangst, wat kan worden vastgesteld door het apparatuur uit en weer in te schakelen, wordt de gebruiker
aangemoedigd om te proberen de storing te verhelpen door een of meer van de volgende maatregelen:
• Heroriënteer of verplaats de ontvangende antenne.
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
• Sluit de apparatuur aan op een stopcontact op een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
• Raadpleeg de dealer of een ervaren radio- / tv-monteur voor hulp.
• Veranderingen of aanpassingen die niet zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor naleving,
kunnen de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken ongeldig maken.
4