3.2 Lichtmeting
De melder meet kunstmatig- en daglicht dat direct
onder de melder wordt gereflecteerd (openingshoek
± 30°).
De lichtsterkte van het oppervlak onder de monta-
geplaats dient als referentie voor het verlichtingsni-
veau.
Schakelen
Bij indirecte verlichting mag het kunstmatige licht op de montageplaats van de melder niet hoger
zijn dan 2000 Lux (bij een ingestelde lichtsterkte > 200 Lux).
Constante lichtregeling
De melder moet zo worden geplaatst dat deze alleen kunstlicht registreert dat hij zelf regelt.
Kunstlicht dat door andere melders wordt geregeld of handmatig geschakelde werkverlichting
beïnvloeden de lichtsterktemeting van de melder. Direct kunstlicht op de melder moet worden
vermeden.
168