Gebruikershandleiding
5
Instellingen en aanpassingen
Na de installatie stelt een gekwalificeerde installateur de basisinstellingen van de warmtepomp in. Hieronder
worden aanpassingen beschreven die de installateur/gebruiker kan doen.
N
5.1
De binnentemperatuur aanpassen
De verwarmingscurve is een grafiek die de buitentemperatuur vergelijkt met de aanvoertemperatuur. Hoe la-
ger de buitentemperatuur, hoe meer warmte aan het verwarmingssysteem wordt geleverd. De verwarmings-
curve wordt tijdens de installatie aangepast. Hij moet echter later opnieuw worden aangepast om te zorgen
voor een aangename binnentemperatuur onder alle weersomstandigheden.
Zie Verwarmingscurve aanpassen voor uitleg over de af fabriek ingestelde verwarmingscurve.
De volgende voorbeelden zijn gebaseerd op een verwarmingscurve die is ingesteld op 40:
Bij een buitentemperatuur van 0 °C moet de aanvoertemperatuur 40 °C bedragen. Let op: dit is slechts een re-
ferentiepunt. Er zijn radiatorsystemen, vloerverwarmingssystemen en andere verwarmingssystemen die op la-
gere of hogere temperaturen werken.
Bij buitentemperaturen onder 0 °C wordt aanvoerwater naar de radiatoren geleid dat warmer is dan 40 °C. Bij
buitentemperaturen boven 0 °C wordt aanvoerwater naar de radiatoren geleid dat kouder is dan 40 °C.
Een correct ingestelde verwarmingscurve betekent minder onderhoud en een energiezuinigere werking.
De binnentemperatuur wordt ingesteld door de verwarmingscurve van de warmtepomp te wijzigen. Deze cur-
ve is het middel dat het regelsysteem gebruikt om de correcte aanvoertemperatuur van het water voor het
verwarmingssysteem te berekenen.
Thermia AB
Mega 2020
Wijzig nooit instellingen van de regelunit ten-
zij u weet wat de gevolgen ervan zijn.
Noteer de standaardinstelling.
BWME01UG0310
11