8. Verbrandingswaarden
Bij ingebruikname is het in principe niet nodig om de
gasklep van de luchtverwarmer af te stellen. Wanneer
de gasklep na een periode van gebruik opnieuw moet
worden afgesteld, moet dit worden gedaan door een
gekwalificeerd persoon die daarvoor gekalibreerde
apparatuur gebruikt.
GEVAAR!
Een slechte afstelling kan leiden tot
oververhitting van de luchtverwarmer en / of productie van
giftig koolmonoxide.
PAS OP!
Gebruik voor het aanpassen van de
branderinstellingen van de verwarmer altijd de handmatige
testmodus (zie §7.2.2.). Niet de thermostaat gebruiken
voor het aanpassen van de branderinstellingen.
8.1. De branderinstellingen
aanpassen
De stroom van gas naar de luchtverwarmer wordt
geregeld met een gasklep. Deze klep moet ingesteld
worden op de hoge en lage vermogensinstellingen van
de luchtverwarmer. Tijdens het instellen moet de CO
en O
in het uitlaatgas gecontroleerd worden met een
2
gekalibreerde sensor.
De gasklep wordt afgesteld met twee schroeven (figuur
27):
– De offset stelschroef voor laag vermogen.
– De gas-luchtstelschroef voor hoog vermogen.
24
+
2
Figuur 25 - Gebruik van het display
Figuur 26 - Hoofdonderdelen van de gasklep XR10+
- XR60+
1
2
3
4
5 6
7
Figuur 27 - Hoofdonderdelen van de gasklep XR80+
- XR120+
8
10
9
11
12
11