Montage van de mof en de
afvoerbuizen
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Verwijder de borgmoer, de bout, de veer en het
afstandsstuk waarmee de grasgeleider is bevestigd aan
de maaimachine (Fig. 30).
4. Verwijder de grasgeleider van de maaimachine
(Fig. 30). Bewaar de grasgeleider en de
bevestigingselementen voor gebruik als de machine in
de zijafvoer-modus is gezet.
5. Plaats de voorste haak van de mof in de voorste gleuf
op de bevestigingsbeugel (Fig. 25).
6. Plaats de achterste haak op de achterkant van de
bevestigingsbeugel (Fig. 25).
7. Monteer de bovenste buis in de vanger (Fig. 25).
8. Schuif de klem op de middelste buis (Fig. 25).
9. Houd de knop op de middelste buis recht tegenover de
inkeping in de bovenste buis. Schuif de middelste buis
in de bovenste buis en draai de middelste buis
60 graden (Fig. 25).
10. Zet de klem vast rond de verbinding van de bovenste en
middelste buis (Fig. 25).
11. Schuif de middelste buis op de mof en zet ze aan elkaar
vast (Fig. 25).
2
5
1
10
8
7
Figuur 25
1. Mof
2. Middelste buis
3. Knop
4. Bovenste buis
5. Sluiting
6. Inkeping in bovenste buis
De handgreep instellen
De handgreep van de vanger moet worden afgesteld om de
kabel van de vanger strak te trekken.
1. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
los (Fig. 26).
2. Draai aan de aanslagbout totdat de kabel van de vanger
volkomen strak staat (Fig. 26).
3. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
vast (Fig. 26).
16
11
3
4
6
9
m–5889
7. Bevestigingsbeugel
8. Voorste gleuf
9. Achterste haak
10. Voorste haak
11. Klem