INSTALLATIE
7.4.6
Elektrische aansluiting van pompunit
Een verkeerde installatie kan een electrische
e
schok veroorzaken of het toestel beschadigen. De
elektrische aansluiting van het toestel moet door een
erkend installateur worden uitgevoerd.
De externe bekabeling moet geaard worden. De polariteit moet
juist zijn en voldoen aan de geldende normen.
De fabrikant wijst elke verantwoordelijkheid af in geval van
schade die veroorzaakt wordt door een verkeerde aarding van
het toestel. Daarin is ook het niet in acht nemen van de geldende
normen inbegrepen.
• Sluit de kabel van de pompunit aan volgens de
installatiehandleiding van de HelioControl-zonneregeling.
NL
- 12 -
40
60
°C
20
80
10 0
0
12 0
8
Ingebruikname
8.1
Vullen van het zonnesysteem
Tijdens het vullen van de installatie met
a
zonnesysteem vloeistof, moet het systeem verplicht
spanningsloos zijn.
• Zie de technische instructie van de vulpomp om deze correct te
gebruiken en de geleverde elementen te herkennen.
3
2
4 0
6 0
°C
2 0
8 0
0
1 0 0
1 2 0
4 0
6 0
°C
2 0
8 0
0
1 0 0
1 2 0
1
9
Legenda
1
Ontluchter met versterkte rubber slang ("durite")
2
Rode afsluiter
3
Blauwe driewegklep
4
Manometer
5
Vulkraan
6
Persleiding*
7
Afsluiter met ontluchtingskraan van het thermische expansievat
8
Aftapslang*
9
Aftapkraam
A
Ingang zonnesysteem vloeistof afkomstig van de vulpomp
B
Retour zonnesysteem vloeistof naar de opvangbak
*
Geleverd met de zonneboiler vulpomp
• Maak de zonne-installatie spanningsloos.
• Sluit de persleiding (6) aan op de vulkraan (5) van de
veiligheidsgroep en draai hem open.
• Verbind de aanzuigslang met de vulpomp.
• Draai de twee afsluiters van de vulpomp open.
• Plaats de bak met zonnesysteem vloeistof in de buurt van de
vulpomp. De opvangbak moet voor minstens 3/4 gevuld zijn.
4
5
6
7
8
B
A
0020139699_01 - 03/12 - AWB