Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Afstelling; Elektrische Aansluiting; Algemene Opmerkingen Betreffende De Elektrische Aansluiting; Aansluiting En Afdichting - schmersal AZM 415-22 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling

3.3 Afstelling

In ontgrendelde positie wordt de beschermvoorziening door de
instelbare kogelarrêtering gesloten gehouden. Met behulp van een
zeskantsleutel kan de gewenste houdkracht vergroot (naar rechts
draaien) of verkleind (naar links draaien) worden. De houdkracht moet
altijd zo laag mogelijk gekozen worden.

4. Elektrische aansluiting

4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting

De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Als de risicoanlyse een veilig bewaakte
veiligheidsvergrendeling eist, moeten de met het symbool
aangeduide contacten in het veiligheidscircuit
geïntegreerd worden.

4.2 Aansluiting en afdichting

Voor de kabelinvoer moeten geschikte kabelwartels met geschikte
beschermingsgraad gebruikt worden. Niet-gebruikte openingen
moeten met een blindstop afgedicht worden. De aansluitruimte van de
schakelaar moet gereinigd worden (kabelresten, vuil, enz. verwijderen),
na de aansluiting moet het deksel teruggeplaatst worden en moeten de
dekselschroeven gelijkmatig vastgedraaid worden.
Aandraaimoment voor de schroeven van de behuizing:
- Deksel:
0,6 ... 0,7 Nm (AZM 415-33: 1,2 ... 1,4 Nm)
Bodemdeksel: 0,7 ... 0,8 Nm

4.3 Contactvarianten

Weergave van de contacten in stroomloze toestand en bij ingevoerde
bedieningssleutel.
ruststroomprincipe
AZM 415-22ZPKA
13 11
A1
S1
A2
14 12
S2
21
22
23
24
arbeidsstroomprincipe
AZM 415-22ZPKA
13 11
A1
P
S1
A2
14 12
S2
21
22
P
23
24
Legende
A
gedwongen verbrekend contact
Bewaking van de veiligheidsvergrendeling volgens ISO 14119
P
bediend
Q
Niet-bediend
4
AZM 415-33ZPDKA
21
22
S2
13 11
23
24
A1
S1
A2
31
32
14 12
S3
33
34
AZM 415-33ZPDKA
21
22
13 11
23
24
A1
S1
A2
31
32
14 12
33
34

5. Gebruik en onderhoud

5.1 Functietest

De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Stevige bevestiging van bediensleutel en veiligheidsvergrendeling
2. Juiste uitvoering van de wartelinvoer en de aansluitingen
3. Eventuele schade aan de behuizing van de schakelaar

5.2 Onderhoud

Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan, inclusief
de volgende stappen:
1. De veiligheidsvergrendeling en bediensleutel op juiste bevestiging
controleren
2. Verwijdering van stof en vuil
3. Controle van de kabelinvoer en -aansluitingen
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de
veiligheidsschakelcomponent moeten constructief
en organisatorisch geschikte maatregelen voor de
manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de
veiligheidsvoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van
een vervangende bediensleutel, getroffen worden.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.

6. Demontage en afvalverwijdering

6.1 Demontage

De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.

6.2 Afvalverwijdering

Het veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
S2
S3
NL
AZM 415-22
AZM 415-33

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Azm 415-33

Inhoudsopgave