5 Meting
5.1 Meting met type K sensor
1) Zet de thermometer aan door één keer op de Aan-toets (3-2, Fig.1) te drukken.
Als u, nadat de thermometer is ingeschakeld, één keer (>2 seconden) op de Aan-toets drukt,
gaat het apparaat uit.
2) De temperatuursensor van de meter is standaard Type K, de display toont de indicatie "K".
De temperatuureenheid is standaard ºC (ºF). Hoe u de temperatuureenheid van ºC naar ºF
verandert leest u verderop in deze handleiding.
3) Plaats de sondes type K in de aansluitingen "T1, T2, T3, T4" (3-9, Fig. 1). De LCD toont
tegelijkertijd de 4 kanalen (T1, T2, T3, T4) en de temperatuur.
*Als de temperatuursondes niet in de kanalen worden gestopt, toont het overeenkomstige
kanaal een buiten bereik indicatie " - - - - ".
5.2 Meting met type J / T / E / R / S sensor
Alle meetprocessen zijn hetzelfde als de type K meting (punt 5.1) behalve het selecteren van het type
temperatuursensor. Druk op de Type toets (3-5, Fig. 1), totdat er op het scherm "J/T/E/R/S"
verschijnt.
5.3 Meting met Pt100 sensor
Alle meetprocessen zijn hetzelfde als de type K meting (punt 5.1) behalve het selecteren van het type
temperatuursensor. Druk op de Type toets (3-5, Fig. 1), totdat er op het scherm „Pt" verschijnt.
Sluit de sonde Pt100 aan (optioneel, PT-101) op
Aansluiting PT1 (3-10, Fig.1)
Aansluiting PT2 (3-11, Fig.1)
De meting met sensor type Pt 100 staat een maximum van twee ingangskanalen toe.
5.4 Meting T1-T2
Als er op de thermometer twee sondes worden aangesloten (Type K/J/T/E/R/S: ingang T1, T2 / Pt 100
ohm: ingang PT1, PT2) drukt u op de toets "T1-T2" (3-6, Fig. 1). Het scherm toont dan het
temperatuurverschil tussen T1, T2 (PT1, PT2) als volgt:
GEBRUIKSAANWIJZING Thermometer PCE-T 390
10