Instellingen van de logger
Naam
PATH
Beschrijving
Pad-weergave om de opslag van data mogelijk te maken. U kunt een
bestandsnaam van max. 8 tekens invoeren. Doet u dit niet, dan wordt er
automatisch een LOG-map aangemaakt. Indien de map al bestaat worden de
gegevens in de map toegevoegd.
Standaardinstelling /LOG.TXT
Voorbeeld
PATH = /FOLDER1/TEST1.TXT
Naam
AUTO_NAME
Beschrijving
De instelling kan "YES" of "NO" zijn.
Wanneer "NO" ingesteld wordt, betekent dit dat bij het loskoppelen van de
logger en het opnieuw insteken de data altijd in dezelfde map wordt
opgeslagen.
Wordt "YES" ingesteld, dan wordt de data bij het loskoppelen en weer
opnieuw plaatsen van de logger in verschillende mappen opgeslagen. De
logger voegt telkens een oplopend nummer toe aan de hierboven ingestelde
pad-naam.
Bijvoorbeeld: LOG00001.TXT, LOG00002.TXT, LOG00003.TXT etc.
Standaardinstelling NO
Voorbeeld
AUTO_NAME = YES
Naam
BAUD
Beschrijving
Baudinstelling van de RS232 Interface. (Instelmogelijkheden:
2400; 4800; 9600; 14400; 19200; 38400; 56000; 57600; 115200.)
Standaardinstelling 4800
Voorbeeld
BAUD = 9600
Naam
DATE
Beschrijving
Wordt de instelling gebruikt, dan wordt de data opgeslagen met een datum.
Format: YYYY-MM-DD.
Standaardinstelling Datum wordt niet veranderd.
Voorbeeld
DATE = 2010-04-11
Naam
TIME
Beschrijving
Wordt de instelling gebruikt, dan wordt de data opgeslagen met een tijd.
Format: HH:MM:SS.
Standaardinstelling Tijd wordt niet veranderd.
Voorbeeld
TIME = 08:12:45
Naam
COMMAND
Beschrijving
Bij een aantal weegschalen kan via de interface het gewicht opgevraagd
worden. Deze functie maakt het mogelijk max. 20 tekens te versturen.
Wanneer bij „COMMAND =" niets ingevoerd wordt, worden er geen opvraag
commands naar de weegschaal gestuurd.
Standaardinstelling Geen opvragen
Voorbeeld
COMMAND = SI
GEBRUIKSAANWIJZING USB Datalogger PCE-USM
6