Hoofdstuk 3: Configuratie en inwerkingstelling
Het bedieningspaneel in werking zetten
Zodra alle installatie-, aansluiting- en configuratievereisten werden gecontroleerd
zoals bovenstaand beschreven, kan het bedieningspaneel in werking gezet
worden.
Normaal opstarten
Na het opstarten van het bedieningspaneel, wordt de normale status (stand-by)
als volgt aangeduid:
•
De LED van de voeding is continu opgelicht
•
De LED voor de vertraging van de sirene is continu opgelicht (als een
vertraging is geconfigureerd en geactiveerd)
•
De LED voor de vertraging van de waarschuwing is continu opgelicht (als een
vertraging is geconfigureerd en geactiveerd)
Als een of meer andere indicatoren branden, moet u uw installatie grondig
controleren voordat u verdergaat.
Opstartprocedure na een storing
In overeenstemming met EN 54-2 beschikt het bedieningspaneel over een
speciale opstartsequentie die gebruikt wordt nadat een interne fout werd
gedetecteerd door het bedieningspaneel.
Dit wordt als volgt aangeduid:
•
De LED voor een algemene fout knippert snel
•
De LED voor een systeemfout knippert traag
Als dit het geval is:
1. Voer het wachtwoord voor het gebruikersniveau van operators in.
2. Druk op de knop 'Reset' om de centrale te resetten.
Indien de foutstatus aanhoudt na een reset, annuleert het bedieningspaneel de
opstartsequentie en schakelt de systeemfout LED in.
Wanneer dit gebeurt, controleert u alle aansluitingen van de centrale en de
configuratie, zoals beschreven in 'Voordat u het bedieningspaneel in werking zet'
op pagina 81.
82
ZP1-X3E Series Installatiehandleiding