6 - STANDAARDREGELINGEN EN -OPTIES
6.4 - Pompregeling
De hoofdregeling kan een of twee waterwisselaarpompen beheren,
door de aan/uit-status van elke pomp te bepalen. Beide pompen
kunnen niet tegelijkertijd lopen. De pomp wordt ingeschakeld
wanneer deze optie is geconfigureerd en wanneer de eenheid
loopt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het apparaat uitgeschakeld
w o r d t v a n w e g e e e n a l a r m , t e n z i j d e s t o r i n g e e n
bevriezingsbeveiligingsfout is. Als de pomp een storing heeft en
er een tweede pomp beschikbaar is, wordt de eenheid gestopt en
opnieuw gestart met de tweede pomp. Als er geen pomp
beschikbaar is, wordt de unit uitgeschakeld.
Eenheden met aangepaste pompen zijn uitgerust met een stroom
schakelaar, waardoor water stroomregeling mogelijk is. Voor meer
informatie over servomotoren zie Water stroomschakelaar in
paragraaf 3.7.
6.4.1 - Configuratie van de pompen
De pomp wordt ingeschakeld als de optie wordt geconfigureerd
in het pompconfiguratiemenu (PUMPCONF) en het apparaat in
verwarmings-/koelbedrijf, afhankelijk van de installatie, of in
opstartvertraging staat. Aangezien de minimum waarde voor
vertraging bij opstarten 1 minuut is (configureerbaar tussen 1 en
15 minuten), is de pomp ten minste één minuut in bedrijf voordat
de eerste compressor start.
LET OP: in geval van units met twee pompen op één
warmtewisselaar kan slechts één pomp tegelijk werken (deze
optie geldt alleen voor koelerpompen).
Instellen van de koelerpomp(en)
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Pump Configuration (PUMPCONF) (Configuratie
pomp).
3. Stel Cooler Pumps Sequence [cpumpseq] in.
Koelpompvolgorde [cpumpseq]
0 = Geen pomp
1 = Alleen een pomp
2 = Twee pompen autom
3 = Pomp 1 handmatig
4 = Pomp 2 handmatig
*Waarden tussen 2 en 4 kunnen alleen worden geselecteerd in geval van regeling
van dubbele pompen.
Instellen van de condensorpomp
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Pump Configuration (PUMPCONF) (Configuratie
pomp).
3. Instellen van Condesorpompvolgorde [hpumpseq].
Volgorde condensorpompen [hpumpseq]
0 = No Pump
1 = One Pump Only
BELANGRIJK: 61XWHZE units kunnen een of twee
koelerpompen en slechts één condensorpomp aansturen.
36
6.4.2 - Automatische pompselectie (koelerpompen)
Als er twee pompen worden geregeld en de omkeerfunctie is
geselecteerd (PUMPCONF), verdeelt de regeling de draaitijd van de
pomp evenredig zodat deze overeenkomt met de geconfigureerde
omschakelvertraging van de pomp.
Als deze vertraging is verstreken, wordt de omkeerfunctie van de pomp
de volgende keer geactiveerd als er geen compressor in het systeem
in bedrijf is.
Omschakeltijd tussen de pompen instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Pump Configuration (PUMPCONF) (Configuratie pomp).
3. Stel Pump Auto Rotation Delay [pump_del] (Automatische
omschakeltijd) in.
Pump Auto Rotation Delay [pump_del] (Automatische
omschakeltijd)
24 tot 3000 u
6.4.3 - Pompbescherming (antikleeffunctie van pomp)
De besturing biedt de mogelijkheid om de pomp elke dag om 14:00
uur automatisch te starten en 2 seconden te activeren wanneer de unit
is uitgeschakeld.
Als de eenheid is uitgerust met twee pompen, wordt de eerste pomp
gestart op even dagen en de tweede pomp op oneven dagen.
Het regelmatig starten van de pomp voor een paar seconden verlengt
de levensduur van de pomp lagers en de dichtheid van de pomp
afdichting.
Periodiek starten van de pomp instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Pump Configuration (PUMPCONF) (Configuratie pomp).
3. Stel Pump Sticking Protection [pump_per] in op "ja".
Pump Sticking Protection [pump_per] (Pomp kleefbescherming)
nee/ja
6.5 - Extern beveiligingscontact regelen (EMM
optie)
Dit contact controleert de status van een beveiliging (extern
beveiligingscircuit). Het voorkomt dat de eenheid wordt gestart als
deze geopend is, als de vertraging bij opstarten is verlopen. Dit
geopende contact geeft een alarm dat leidt tot de uitschakeling van
het apparaat als het apparaat in bedrijf is (alarm 10014).
6.6 - Regelpunt
Het regelpunt vertegenwoordigt de watertemperatuur die de eenheid
moet produceren. De benodigde capaciteit kan worden verlaagd
afhankelijk van de eenheid belasting en bedrijfsomstandigheden.
De intredewatertemperatuur van de warmtewisselaar wordt standaard
geregeld maar de uittredewatertemperatuur van de warmtewisselaar
kan ook worden geregeld (serviceconfiguratie is vereist).
Regelpunt = actieve setpunt + setpunt verstelling
Het regelpunt wordt berekend op basis van het actieve setpunt en de
berekening van de setpuntverstelling. De geforceerde waarde kan
worden gebruikt in plaats van elke andere setpuntberekening, alleen
wanneer de unit in netwerk bedrijfstype staat.
Controleren van het regelpunt
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer Algemene parameters (GENUNIT).
3. Controleer Control Point [CTRL_PNT] (regelpunt).
Control Point [CTRL_PNT]
-20,0 to 86,1°C
-4,0 tot 187,0 °F
48 u
ja