6.4 Besturing
De belangrijkste handeling bij het rijden op een scootmobiel is het sturen. Hieronder wordt beschreven hoe u in
verschillende situaties het beste kunt sturen.
Voordat u kunt gaan rijden, dient u de scootmobiel in te schakelen. Dit doet u met behulp van het contactslot. Het
contactslot bevindt zich op de stuurkolom, een stukje onder het dashboard. Met behulp van de sleutel schakelt u de
scootmobiel aan en uit. U dient de sleutel in het contact te steken en de sleutel een kwartslag met de klok mee te
draaien, waardoor de sleutel in horizontale positie komt te staan. Op die manier zet u de scootmobiel aan. Om de Excel
Galaxy scootmobiel uit te zetten, bijvoorbeeld wanneer u wilt afstappen, dient u de sleutel een kwartslag tegen de klok in
te draaien, waardoor de sleutel in verticale positie komt.
U dient altijd beide handen op de handvatten van de stuurkolom te plaatsen om naar links en/of rechts te kunnen
sturen. Hierbij is het belangrijk dat u geen rijhouding aanneemt waarbij u gestrekte armen heeft, maar dat uw armen licht
gebogen zijn. Dit bevordert het rijcomfort. Als u een bocht instuurt, dient u altijd uw snelheid te verminderen. Hierdoor
vermijd u dat u om kunt vallen met uw scootmobiel.
6.4.1 Sturen in verschillende situaties
Uw scootmobiel is ontwikkeld om uw mobiliteit te verhogen. Tijdens het rijden loopt u tegen verschillende situaties
aan. Om in deze situaties goed te kunnen sturen, hebben wij hieronder een aantal situaties weergegeven en daarin
beschreven hoe u het beste met de situatie om kunt gaan. Door de onderstaande aanbevelingen op te volgen, voorkomt
u dat er gevaarlijke situaties ontstaan.
Sturen in kleine ruimtes
•
Zet uw scootmobiel volledig stil;
•
Zet de snelheid op de laagste stand;
•
Stuur in de gewenste richting;
•
Knijp rustig de gashendel in.
Achteruit sturen
•
Zet de snelheid op de laagste stand;
•
Trek met uw linkerhand aan de hendel;
•
Draai het stuur naar links om met de achterkant naar links te gaan. Wilt u naar rechts, dan draait u het stuur naar
rechts;
•
Indien er spiegels aanwezig zijn, dient u gebruik te maken van de spiegels tijdens het achteruit manoeuvreren.
Bijzondere ondergrond
•
Uw scootmobiel presteert uitstekend op vlakke ondergronden. Het is mogelijk om op ongelijke ondergronden te
rijden, zoals gras, grind en zand. De scootmobiel kan daarnaast ook op gladde ondergronden, zoals sneeuw en
ijs. Wij raden u aan om niet op zulke ondergronden te rijden;
•
Rijdt u op ongelijke of gladde ondergronden dan dient u de snelheid aan te passen naar de situatie;
•
U dient ervoor te zorgen dat de scootmobiel niet tot stilstand komt op deze ondergronden. Dit voorkomt u door de
snelheid van de scootmobiel in de laagste stand te zetten.
6.5 EMI / RFI
De snelle ontwikkeling van elektronica, vooral op het gebied van communicatie, heeft onze omgeving doordrenkt met
elektromagnetische (radio) golven die worden uitgezonden door televisiezenders, mobiele telefoons, radio's, laptops,
magnetrons en pacemakers. Deze elektromagnetische golven zijn onzichtbaar en worden sterker naar mate men dichter
bij de bron komt. Als deze elektromagnetische golven er voor zorgen dat elektrische apparaten niet meer functioneren
of functioneren op een ongecontroleerde manier, wordt dit Elektromagnetische Interferentie (EMI) of Radio Frequentie
Interferentie (RFI) genoemd.
26