Gebruiksaanwijzing
Startvoorbereiding
1.
Controleer of alle straalpijpen goed aangesloten zijn.
2.
Controleer alle ontstekingen: Bougiestekker afnemen en dicht bij de bougie houden en gelijktijdig op de
lucht bal drukken. Is de ontsteking in orde, dan kan men het ontstekingsgeluid horen.
3.
Met de benzinetrechter de benzinetank geheel vullen.
4.
Vloeistoftank met de grote bestrijdingsmiddelentrechter vullen en zo mogelijk op gelijke hoogte als het
apparaat plaatsen. 60 ltr tank moet tegen omvallen beschermd worden.
5.
Doormiddel van een slangkoppeling het apparaat met de vloeistoftank verbinden:
zwarte slang: Luchtslang (druk)
a)
bruine slang: Sproeivloeistofslang
b)
Belangrijk
Het is aan te bevelen, voor het vullen van de sproeivloeistoftank eerst het starten van de motor te proberen om
het goed functioneren te controleren.
Motor starten
1.
Beide stelschroeven op de carburateur in de startpositie zetten (max ½ slag, bij warm apparaat ¼
slag).
2.
met de linker hand de luchtbal langzaam indrukken tot de motor start:
Wordt een nieuw apparaat voor de eerste keer gestart dan moet men minstens 20 x kort en krachtig
pompen om de benzine naar de startcarburateur omhoog te drukken. De benzine wordt dan in het
korte doorzichtige stuk slang, welke zich direkt onder de carburateur bevindt, zichtbaar.
Zijn alle leidingen met benzine gevuld, dan start het apparaat na de eerste of tweede
pompbeweging.
3.
Na starten van de motor de beide stelschroeven synchroon naregelen (openen) tot de motor met
een krachtig, diep geluid draait.
Vernevelen
1.
Met draaiende motor de vloeistofkraan openen.
2.
Stelschroeven op de carburateur evt. naregelen om het krachtige, diepe geluid van de motor te
houden.
Onderbreken van het vernevelen
Met draaiende motor de vloeistofkraan dicht draaien.
Belangrijk
Motor nooit gedurende het vernevelen uitzetten! Altijd eerst de vloeistofkraan sluiten en dan pas de motor
afzetten.
Motor afzetten
Beide stelschroeven op de carburateur rechtsom tot einde terugdraaien. Stopt de motor dan niet, dan met de
vlakke hand het luchtaanzuigventiel op de carburateur afdekken, zodat de luchtaanvoer afgesloten wordt.
Apparaat stopt dan direkt.
Reinigen
Ter voorkoming dat zich sproeistoffen in het leidingsysteem, in de vloeistofkraan of in de uitlaat van het apparaat
afzetten en verstoppingen of lekkage veroorzaken, moet het apparaat na iedere verneveling schoongemaakt
worden. Kort navernevelen met schoon water en het uitborstelen van de uitlaat met behulp van de raagborstel is
noodzakelijk.
4