3. Verwijder het filterdeksel door de bouten met zwarte dopjes los te draaien
(zie figuur 4, nr. 9).
4. Haal het filter uit de Modul-AIR.
− Schoonmaken: Maak het filter schoon door deze schoon te vegen en uit te
kloppen.
Gebruik geen water of andere vloeistoffen om te reinigen.
Controleer of het filter niet is beschadigd.
− Vervangen: Vervang het oude filter met een nieuw filter.
5. Plaats het filter terug. Zorg ervoor dat de pijl op het filter naar beneden wijst.
6. Plaats het filterdeksel terug en draai vast.
7. Wanneer er een ClimateControl aanwezig is (zie figuur 7):
a. Verwijder het frontpaneel door de vier grote schroefdoppen los te draaien.
b. Haal de filterset uit de ClimateControl.
− Schoonmaken: Maak de filterset schoon.
Gebruik geen water of andere vloeistoffen om te reiningen.
Controleer of het filterset niet is beschadigd
− Vervangen: Vervang het oude filterset met een nieuw filterset.
c. Plaats het filterset terug (zie figuur 27).
d. Plaats het frontpaneel terug en draai vast.
Figuur 27
Plaatsing van het filter in de ClimateControl
8. Plaats het frontpaneel van de Modul-AIR terug.
9. Zet de werkschakelaar aan om het apparaat in te schakelen.
35