Startup
4. Sensoren inleren in actoren: het koppelen van sensoren en actoren wordt via de inleerprocedure LRN (opslaan van codes) in
de actor opgeslagen. Hierbij wordt deze in een inleermodus geplaatst en slaat gelijktijdig een adres en de ingestelde functie op.
Indien nodig kan deze programmatie ook terug gewist worden. (zie paragraaf 5).
Interne Bus-stuurbevelen van de schakelklok FSU14, van het sensorrelais FMSR14 en van het weerstation/zendmodule FWG14MS
kunnen alleen in de actoren ingeleerd worden op de positie LRA, als de BA-draaischakelaar van de FAM14 of de FTS14KS op
positie 10 staat. Het is eveneens mogelijk om de bevestigingstelegrammen van andere actoren in te leren als stuurtelegram-
men met de positie LRA, indien de draaischakelaar van de FAM14 of de FTS14KS op positie 2 staat.
Elke actor kan tot 120 ID's opslaan. De te programmeren functies zijn bv. universele drukknop, richtingsdrukknop, centrale
sturing,sfeerdrukknop, PC signaal enz...
FSR14...
1. Zet de onderste draaiknop op het gewenste kanaal (1 tot 4 of 1..4).
2. Zet de bovenste draaiknop de gewenste functie (zie verder, hoofdstuk 4).
3. Zet de middelste draaiknop op LRN. De LED begint rustig te knipperen.
4. Bedien de gewenste sensor (drukknop). De LED dooft.
Om volgende sensoren in te leren, volstaat het om de middelste draaiknop weg van LRN te draaien en terug vanaf stap 1 te be-
ginnen. Nadat alles is ingeleerd plaats je de onderste en middelste knoppen naar AUTO en de bovenste op de gewenste afval-
tijd (standaard 0).
FUD14
1. Zet de bovenste draaiknop op de gewenste functie (zie verder, hoofdstuk 4).
2. Zet de middelste draaiknop op LRN. De LED begint rustig te knipperen.
3. Bedien de gewenste sensor (drukknop). De LED dooft.
Om volgende sensoren in te leren, volstaat het om de middelste draaiknop weg van LRN te draaien en terug vanaf stap 1 te be-
ginnen. Nadat alles is ingeleerd, plaats je de bovenste knop op het juiste type belasting (standaard AUTO). Met de middelste
knop bepaal je de minimum of maximum dim-grens. Met de onderste knop bepaal je de dimsnelheid.
FDG14
Alvorens de sensoren in te leren, moeten alle Dali-toestellen geconfigureerd worden via een Dali-interfacemodule met Dali-con-
figuratiesoftware (groepen en sferen).
1. De bovenste draaischakelaar op de gewenste groep plaatsen (0..8 = groepen, 9 = broadcast).
2. Plaats de onderste draaischakelaar op de gewenste inleerfunctie. (zie paragraaf 4). De LED knippert rustig.
3. Vervolgens de in te leren sensor (drukknop) 2 x vlug na elkaar bedienen. De LED dooft.
Indien er meerdere sensoren ingeleerd moeten worden, moet men de onderste draaischakelaar even kort van de positie wegdraaien
en opnieuw bij 1 aanvangen. Na het inleren de onderste draaischakelaar op AUTO plaatsen. De groepen en sferen vanaf 9 configu-
reren met de PCT14.
Opgelet!
Let op de correcte instellingen van de Dali-driver. Deze hebben een belangrijke invloed op het dimmen en schakelen.
Aanbevolen instellingen: Fade Time 0,7-2 s Fade rate 32 of 45 stappen
FSB14
Controleer eerst de looprichting van de motoren (klemmen 1 en 3 =neer, klemmen 2 en 4 = op). Draai de onderste draaischa-
kelaar van de FSB14 op het symbool van een pijltje en controleer of de looprichting van de aangesloten motoren overeenkomt.
Indien nodig kan je de draden van de motor verwisselen of de looprichting met behulp van de PCT14 wijzigen. Dan pas zal
men starten met het inleren.
1. Zet de bovenste draaiknop de gewenste functie (zie verder, hoofdstuk 4).
2. Zet de middelste draaiknop op LRN. De LED begint rustig te knipperen.
3. Bedien de gewenste sensor (drukknop). De LED dooft.
Om volgende sensoren in te leren, volstaat het om de middelste draaiknop weg van LRN te draaien en terug vanaf stap 1 te be-
ginnen. Na het inleren, stel je de juiste looptijd in (bovenste knop RV), en omkeer tijd (middelste knop WA, eventueel 0) alsook
AUTO (1 of 2 voor vergrendeling modus, 3 voor drukknop vergrendeling of 4 voor drukknop bediening).
Eltako – Wireless – Gebruiksaanwijzing en installatiegids voor de serie 14 RS485-bus modulaire toestellen
7