Voer geen SpO²-monitoring en NIBP (niet-invasieve bloeddrukmetingen) uit
op dezelfde arm tegelijkertijd. Obstructie van de bloedstroom tijdens
NIBP-metingen kan de aflezing van de SpO²-waarde nadelig beïnvloeden.
•
Gebruik de pulsoximeter niet voor het meten van patiënten met een
lagere pulsfrequentie dan 30bpm, omdat dit kan leiden tot onjuiste
resultaten.
•
Zorg ervoor dat er geen verontreiniging en/of littekens op de geteste
vinger zitten, aangezien het weergegeven resultaat onjuist kan zijn
vanwege het signaal dat van de sensor wordt ontvangen.
•
Als het product bij verschillende patiënten wordt gebruikt, is het
gevoelig voor kruisbesmetting, die moet worden voorkomen en
gecontroleerd door de gebruiker. Het wordt aanbevolen om het
product te desinfecteren voordat het bij andere patiënten wordt
gebruikt.
•
De hoogste temperatuurdrempel waarbij de sensor in contact komt
met de huid van een patiënt is 41°C.
•
Herhaaldelijk gebruik kan het gebruik van verschillende vingers
vereisen om een nauwkeurige meting te verkrijgen.
Factoren die de meetnauwkeurigheid beïnvloeden
•
Een onjuiste plaatsing van de vinger kan de nauwkeurigheid van de
meting beïnvloeden.
•
De metingen zijn ook afhankelijk van de absorptie van een speciale
golflengtebundel door geoxideerd hemoglobine en
desoxyhemoglobine. De concentratie van niet-functionele
hemoglobine kan de nauwkeurigheid van de meting beïnvloeden.
Raadpleeg in geval van twijfel altijd een arts.
•
Schokken, bloedarmoede, onderkoeling en het gebruik van een
12