Gebruikershandleiding
De axiaalventilatoren bestaan uit de bouwgroepen behuizing, motoropname, aandrijfmotor en
waaier. Deze zijn alleen beschikbaar met directaandrijving (waaier vliegend op de motoras ge-
plaatst).
De behuizingen worden als zelfdragende constructie uit verschillende, op de betreffende ge-
bruiksomstandigheden afgestemde thermoplatische kunststoffen vervaardigd. De behuizing is
van een splinterbeveiliging voorzien.
De waaier is statisch en dynamisch minimaal volgens G 6.3, conform DIN ISO 21940-11, uitge-
balanceerd. De trillingsgrenswaarden voldoen aan de norm ISO 14964.
De waaiers zijn uit polypropyleen (PP, PPs / PP-FR) in een spuitgietprocédé vervaardigd. Deze
zijn met verstelbare schoepen uitgerust. De schoepen zijn in het bereik van 20° tot 60° in stap-
pen van 5° verstelbaar. Deze maken ook een naderhandse aanpassing van de ventilator aan
gewijzigde vermogensspecificaties van het luchttechnisch systeem mogelijk.
Als waaiermaterialen zijn naast thermoplastische kunststoffen in afhankelijkheid van het toe-
rental en overige procestechnische parameters diverse speciale materialen toegepast. Bij de
ventilatorseriegroottes AX-58-200, AX-58-250 en AX-58-315 zijn spuitgegoten glasvezelver-
sterkte waaiers met verstelbare schoepen toegepast. Deze constructiewijze maak eveneens
naderhandse aanpassing van de ventilator aan gewijzigde vermogensspecificaties van het
luchttechnisch systeem mogelijk.
De maximaal toegestane toerentallen van de waaiers staan op het typeplaatje aangegeven.
Dient het toerental van de waaier worden te verhoogd, moet voorafgaand beslist eerst overleg
worden gepleegd met de fabrikant.
Bij ventilatoren voor het inzetgebied van de Ex-zone 1 worden zowel de behuizing als de waaier
van elektrisch afleidende kunststoffen vervaardigd. Seriematig krijgt de ventilator van thermop-
lastische kunststof geen asafdichting.
Het transportmedium wordt door het roterende waaier axiaal aangezogen en doorstroomt de
behuizing axiaal ten opzichte van de uitblaasopening. In de waaier wordt de toegevoerde ener-
gie in massastroom en een drukverhoging van het transportmedium omgezet.
2.2 Reglementair gebruik en inzetgebied
De ventilatoren zijn geschikt voor transport van agressieve, stofvrije, aerosolarme gassen en
schone lucht. Explosieve atmosfeer kan uitsluitend met voor die toepassing speciaal gecon-
strueerde ventilatoren worden getransporteerd. De toegestane gastemperaturen, voor de het
vaakst toegepaste kunststoffen bedragen in het algemeen:
bij PVC: 0 °C tot 50 °C,
bij PE, PE-FR (PEs) -20 °C tot 60 °C,
bij PP, PP-FR (PPs): 0 °C tot 70 °C,
en bij PVDF: -10 °C tot 100 °C.
Deze mogen niet worden over- of onderschreden.
Afhankelijk van de gassamenstelling en het waaiertoerental dienen deze temperatuurbereiken
telkens te worden gecontroleerd en zo nodig te worden ingeperkt. Bij bijzonder agressieve me-
dia moeten de reducties van geval tot geval gecontroleerd en vastgelegd worden.
De max. omgevingstemperatuur op de aandrijfmotor bedraagt 40 °C.
www.hlu.eu
Axiaalventilatoren
HF A | AX 58
7
08.2022