(15).
8. Verwijder de temperatuurmeter (16) uit de rookring (9) en trek de temperatuurmeter uit het gat
(17) achter op de warmteopslag.
9. Verwijder de rookring (9) boven op de verbrandingskamer door de 3 schroeven (10) los te schroeven.
U kunt de rookring (9) verwijderen via de opening aan de voorkant van de warmteopslag. Trek daarbij
de lambdasensor, incl. het bovenste deel van de leiding, door het gat (17) achter op de warmteopslag.
10. Plaats de rookring (9) vóór het rookafvoergat aan de achterkant van de houtkachel en maak deze vast
met de 3 schroeven (10).
11. Monteer de temperatuurmeter weer terug in de rookring door de voeler ca. 3 cm in de rookring te leiden.
12. Zet de lambdasensorkoppeling (14a+b) in elkaar en zet deze weer vast in de klemhouder (15).
13. Zet de 2 leidingen weer vast tussen de klemmen (13).
14. De afdekplaat (7) moet zo worden aangebracht, dat deze de rookafvoer boven op het verbrandingskamer
afsluit (op de plaats waar de rookring net werd verwijderd) en met de 3 schroeven (8) wordt vastgemaakt.
15. Maak de achterplaat (3) op de geleidepennen (11) aan de achterkant van de bodemplaat van de hout-
kachel vast, schroef vervolgens de achterplaat met de twee schroeven (4) bovenaan vast.
16. Plaats de bovenplaat (2) op de houtkachel.
17. Leg het bovendeksel van gietijzer of steen (12) in het gat van de bovenplaat.
18. Monteer de frontplaat (1) terug op de warmteopslag.
Als accessoire is een bovendeksel verkrijgbaar waarmee de opening in de bovenplaat kan worden afgedekt
als de houtkachel voorzien wordt van een rookafvoer aan de achterzijde.
Aansluiting op de schoorsteen
Alle kachels hebben een achter- en een bovenaansluiting voor de rookafvoer. De kachel kan op een
goedgekeurde stalen schoorsteen met bovenaansluiting of rechtstreeks op de achteraansluiting van een
schoorsteen worden aangesloten.
Wees heel grondig bij het controleren of de schoorsteen dicht is en of er geen valse trek is bij de
afdekplaat bij de afgedichte rookafvoer, de schoonmaakklep of bij de buisverbindingen. Merk op dat het
effect van de schoorsteentrek sterk wordt verminderd bij een barst in het schoorsteenkanaal of in de
horizontale rookkanalen.
Verticale doorsnede van de rookafvoer (Tekening C)
C1: Rookafvoer langs boven
C2: Rookafvoer langs achter
1. Stalen schoorsteen.
2. De bocht past inwendig op het aansluitstuk van de kachel.
3. Gemetselde schoorsteenwand.
4. Ingemetselde mof. Past op de rookpijp.
5. Muurrosace. Verbergt reparatie rond de gemetselde mof.
6. Pakking. Wordt gedicht met dichtingsstrip.
7. Rookkanalen van de HWAM kachel.
8. Dekplaat in buitenste achterplaat: afbreken als de achteruitgang wordt gebruikt.
9. Opgeschroefd deksel: op de topplaat schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
10. Rookbus: op de achterzijde schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
11. Regelklep in rookbuis.
12. Reinigingsluik.
13. Rookbuis voor achteruitgang.
14. Los deksel van gietijzer: moet in de topplaat worden gelegd als de achteruitgang wordt gebruikt.
13