2.7.2 Condensafvoer van de warmtewisselaar aansluiten
Onze condensbakken zijn uitgerust met een afvoer door de vloer, bestaande uit een putje en een PVC-slang Ø32. De membraansifon wordt meegele-
verd in een karton met losse delen. Sluit de membraansifon aan op de afvoerslang.
Let op: Let op de juiste richting van de condensafvoer gemarkeerd met een pijl bij de aansluiting.
2.7.3 Condensafvoer van de koelbatterij aansluiten
Onze condensbakken van de koelbatterij zijn uitgerust met een putje aangesloten op een verlengbare slang die uitmondt bij de draagbalk ter hoogte
van de draagbalk aan de kant van de deuren, onder de koelbatterij. Het uiteinde van de PVC-slang heeft een steekmondstuk van Ø32. Sluit de afvoer
aan op een sifon (zie paragraaf 2.8.1) door een PVC insteekmof van Ø32 eraan te plakken.
2.7.4 Verdeelstukken van de interne waterbatterij aansluiten
De diameters van de verdeelstukken en hun locatie vindt u in paragraaf 3.4
De verdeelstukken hebben een standaard schroefdraad. Sluit de inlaten en de uitlaten van de verdeelstukken van de waterbatterij aan.
De waterinlaat en -uitlaat van de verdeelstukken worden aangegeven op de zijkanten van de centrale (het watercircuit is altijd tegenstrooms van het
luchtcircuit bij een batterij met minder dan 2 rijen). Het wordt aanbevolen het verdeelstuk tijdens het aansluiten vast te houden met een tang om te
voorkomen het verdeelstuk te beschadigen, wat lekkages zou kunnen veroorzaken.
De verbindingen van de verdeelstukken afdichten en voorzien van een uitzettingsvoeg of een soepele verbinding om uitzetten of inkrimpen te
absorberen.
De nominale diameters van de driewegkleppen en hun locatie vindt u in paragraaf 3.4
Let op: De batterijen zijn bestand tegen een maximale druk van 8 bar.
2.8 Aansluiten op het elektriciteitsnet
Let op: de elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd door een erkend installateur die daarvoor geschikte persoonlijke beschermingsmid-
delen draagt. Werk nooit aan de centrale als deze onder stroom staat. De elektrische aansluiting moet overeenkomstig norm NF C 15-100 worden
uitgevoerd. Elke groep van de elektrische voeding moet worden beveiligd door een omnipolaire uitschakelaar met een minimale openingsafstand van
3 mm per contact. Gebruik voor een monofasige voeding een aardlekschakelaar van klasse A. Gebruik voor krachtstroom een aardlekschakelaar van
klasse B. Voor beide soorten voeding adviseren wij een aardfoutgevoeligheid van 300 mA. In paragrafen 2.8.3 en 2.8.4. is de aanbevolen stroomsterkte
(A) voor elke uitschakelaar aangegeven. Deze hangt af van de grootte van de centrale. Aanbevolen maximale omgevingstemperatuur < 45°C. Vergeet
niet om de centrale te aarden.
12
Afvoerputje
Ø 32 mm PVC-slang
Membraansifon
Ø 32 mm
contrastekker