Inhoudsopgave
Advertenties
7. INGEBRUIKNAME VAN DE MACHINE
Wanneer de machine gereed is voor gebruik en de bestuurder vertrouwd is met de besturing van de machine,
de handleiding en veiligheidsvoorschriften, dan kan er met de machine worden gewerkt. In dit hoofdstuk wordt
de bediening op volgorde gezet om met de machine te kunnen werken.
LET OP! Maak u met de gehele machine en alle bedieningselementen vertrouwd,
voordat u met de machine gaat werken! Tijdens het werk is het daarvoor te laat.
Dagelijkse inspectie
De machine moet regelmatig worden onderhouden volgens het onderhoudsschema. Daarnaast zal dagelijks
een korte inspectie nodig zijn voorafgaand aan het gebruik van de machine. De volgende punten van de machine
moeten worden doorlopen:
Controleer de machine zorgvuldig op schade, zichtbare scheurvorming en vervorming.
►
Controleer of alle stickers met veiligheidsvoorschriften onbeschadigd aanwezig zijn.
►
Controleer of alle serviceluiken en de motorkappen goed gesloten zijn.
►
Controleer of alle verlichting naar behoren werkt.
►
Controleer of het dashboard naar behoren werkt.
►
Controleer of het niveau van alle, in hoofdstuk 6. Gereedstelling van de machine,
►
vermelde vloeistoffen voldoende is.
Controleer de stoel, de opstaptrede en vloer van de cabine op vuil en gladheid.
►
Starten
Bij het starten van de machine wordt geadviseerd om de volgende aandachtspunten na te lopen:
Controleer of de gordel is bevestigd en de uitvalbeveiliging is uitgeschoven.
►
Pas de positie van de stoel aan naar de ideale zitpositie voor de bestuurder.
►
Zorg ervoor dat de uitlaatgassen worden afgevoerd door de buitenlucht of een afzuigsysteem.
►
Controleer of er geen lading van het aanbouwdeel af kan vallen of waaien.
►
Controleer of de massaschakelaar aan staat.
►
Als de machine over een blokkeerstand voor de derde hydraulische functie beschikt dient deze niet
►
in de blokkeerstand te staan wanneer de machine wordt gestart.
Laat de motor bij koud weer ongeveer 10 seconden voorgloeien door de contactsleutel in stand II te draaien.
►
Start de motor door de contactsleutel in stand III te draaien.
►
Laat de motor op de ideale bedrijfstemperatuur komen voordat deze zwaar wordt belast.
►
Rijden
Wanneer de motor bijna op bedrijfstemperatuur is gekomen, dan kan er met de machine worden gereden.
Daarbij wordt geadviseerd om de volgende stappen te doorlopen:
Controleer of de rijbaan en omgeving vrij zijn en daarbij voldoende zicht is.
►
Schakel de rijaandrijving in met de knop op het stuurhuis met het symbool van een sleutel.
►
Plaats de hefhoogte ongeveer 20 centimeter boven de grond.
►
Kies de gewenste rijrichting met de joystick.
►
Kies de gewenste vermogensverdeling met de joystick indien uw machine over de inching optie beschikt.
►
Schakel de parkeerrem uit.
►
Bouw de snelheid langzaam op bij het wegrijden.
►
Controleer of het brandstofniveau voldoende is voor de geplande werkzaamheden.
►
26
peetersgroup.com
Advertenties
Inhoudsopgave
