Beveiligingen
4.
Installeren en aansluiten van het aggregaat
4.1
Installeren
Houdt u bij de installatie van het aggregaat aan de volgende punten.
Plaats het aggregaat bij voorkeur in de buitenlucht voor een optimale ventilatie. Zorg voor
minstens 1,5 meter vrije ruimte bij de luchtaanvoer- en luchtafvoerroosters van het aggre-
gaat.
Zet het aggregaat niet tegen gebouwen of muren. Houd voldoende afstand om de deuren te
kunnen openen.
Het aggregaat moet op een vlakke, stevige en horizontale ondergrond geplaatst worden.
Zorg er voor dat de netaansluiting voor de koelwaterverwarming/acculader voldoende afgeze-
kerd is (16A). Zie paragraaf 7.5.
Wanneer u het aggregaat binnen plaatst, gelden bovendien de volgende aanvullingen:
Zorg voor voldoende vrije (bewegings-) ruimte rondom het aggregaat.
Voer de uitlaatgassen naar buiten af. Zorg ervoor dat de uitlaatgassen niet kunnen instromen in
andere installaties, zoals compressoren en airconditioning of zich op kunnen hopen in brandba-
re dakbedekkingen of andere ruimtes. Houd daarbij rekening met de windrichting.
Zorg voor voldoende ruimte aan weerszijden van het aggregaat voor de toevoer en de afvoer
van de koellucht.
Zorg voor goede temperatuurbeheersing in de ruimte waar het aggregaat geplaatst is. Het ag-
gregaat geeft warmte af tijdens gebruik.
4.2
Aansluiten elektrische gebruikers
Dit aggregaat kan zijn voorzien van een aardlekmodule. Bij gebruik van deze module dient het ag-
gregaat geaard te worden conform de NEN-1010.
LET OP!
Indien het totale vermogen van de aangesloten elektrische verbruikers groot is,
dient u de verbruikers één voor één op te starten i.v.m. het aanloopvermogen van
de verbruikers.
Het aansluiten van de elektrische verbruiker(s) mag alleen met een uitgeschakeld aggregaat. Zorg
dat de hoofdstroomschakelaar en massaschakelaar zijn uitgeschakeld. Sluit de elektrische verbrui-
ker(s) aan volgens NEN-1010.
Dit aggregaat levert stroom met een rechts draaiveld via 3
fase-aansluitingen L1, L2 en L3. In figuur 1 staat de bestu-
ringskast (links) en de hoofdstroomkast (rechts) weergege-
ven. In de hoofdstroomkast bevinden zich aansluitrails. Hier-
op kunnen kabels met schroefogen worden bevestigd. De
kabels kunnen via een kabeldoorvoer aan de onderzijde naar
de hoofdstroomkast worden geleid. In figuur 2 zijn de aan-
sluitrails in detail weergegeven.
Sluit alleen goedgekeurde stekers of kabels aan op het aggregaat.
-
Controleer of de aansluitrails en kabelschoenen aan de kabels schoon en vuilvrij zijn.
-
© - Bredenoord Aggregaten – 400 kVA
Figuur 1
9