Inhoudsopgave
Advertenties
STORINGEN
Geen blauwe LED
Uitsluitend blauwe LED
De detectie-LED
blijft groen.
De detectie-LED
blijft rood.
De oranje LED knip-
pert en de detectie-
LEDS zijn rood.
De oranje LED is aan.
De sensor reageert
niet op de afstands-
bediening.
De sensor ontgren-
delt niet.
Er is geen spanning.
De polariteit van de voeding
is mgewisseld.
Alle LED´s zijn uitgeschakeld
via afstandsbediening.
Voeding verkabeld zonder
testsignaal
Het detectieveld is te klein of
gedeactiveerd.
De objectomvang is te klein.
Er bevindt zich iets of
iemand in het detectieveld.
Het veld raakt de vloer, de
muur of de slagboom, wat
leidt tot detectie.
Er wordt geen referentie-
punt gevonden.
De sensor wordt gemas-
keerd.
De voedingsspanning is
hoger dan de geaccepteerde
limiet.
De sensor overschrijdt de
temperatuurlimiet.
Interne fout
De batterijen in de afstands-
bediening zijn niet correct
geplaatst of zijn leeg.
De afstandsbediening is
verkeerd gericht.
Er is een reflecterend object
in de buurt van de sensor.
U moet een toegangscode
invoeren, of er is een onjuiste
code ingevoerd.
Controleer kabel en aansluiting.
1
1
Controleer de polariteit van de voeding.
1
Activeer de LED's via afstandsbediening:
1
Verbind rode en blauwe draden met de testin-
gang of voeding.
1
Controleer de omvang van de velden.
2
Start een inleerproces.
Verklein de minimale objectomvang (voetgangers-
1
filter).
1
Stap uit het veld en / of verwijder objecten uit
het veld.
1
Activeer de 3 rode stralen en controleer of de positie van
de sensor correct is. Stel anders de inbusschroeven bij.
Controleer de veldomvang.
2
3
Start een inleerproces.
1
Controleer de positie van de sensor.
2
Controleer de positie van de 0° laserstraal.
3
Controleer de afmetingen en de afstand tot het referentiepunt
en voeg de reflectieve sticker toe, indien nodig.
4
Controleer de instelling van de montagezijde. Zonder referen-
tiepunt, stelt u de montagezijde in op waarde 3 of 4.
5
Start een nieuw inleerproces.
1
Controleer en reinig de voorscher-
men met een vochtige doek.
1
Controleer de voedingsspanning.
Controleer de buitentemperatuur waar de sensor
1
geïnstalleerd is. Bescherm de sensor eventueel
tegen zonlicht met een afdekking.
Wacht een paar seconden. Als de LED AAN blijft,
1
schakel dan de stroom uit en vervolgens weer aan.
Als de LED weer aan gaat, vervang dan de sensor.
1
Check of vervang de batterijen.
Richt de afstandsbediening op de sensor, maar
1
onder een ichte hoek. De afstandsbediening kan
beter niet in een rechte hoek vóór de sensor gericht
worden.
1
Vermijd reflecterend materiaal in de buurt van
de sensor.
Schakel de stroom uit en vervolgens weer aan.
1
Er is geen code voor ontgrendeling nodig
gedurende de eerste minuut na inschakelen.
Code wissen of aanpassen.
15
Advertenties
Inhoudsopgave
