De afstand tussen kookplaat en afwasbak moet zoals onderaan
vermeld zijn.
Opstelling, gas- en elektrische aansluiting
Gasaansluiting
Als het apparaat op vloeibaar gas is ingesteld en met vloeibaar
gas wordt gebruikt, moet u de gasaansluiting volgens de
instructies in de "montagehandleiding" uitvoeren.
Attentie!
De instelwaarden voor dit apparaat staan op het typeplaatje op
de achterzijde van het apparaat aangegeven. De door de
fabriek ingestelde gassoort is met een ster (*) gemarkeerd.
Wanneer het sterretje naast het opschrift NG staat, dan is het
toestel ingesteld op aardgas, bij LPG op vloeibaar gas.
Attentie!
Controleer vóór de aansluiting van het apparaat of de
plaatselijke aansluitvoorwaarden (gassoort en gasdruk) met de
instellingen van het apparaat overeenstemmen.
Attentie!
Dit apparaat is niet op een verbrandingsgasafvoer aangesloten.
Het apparaat moet in overeenstemming met de
installatievoorschriften aangesloten en in gebruik genomen
worden. Sluit het apparaat niet op een verbrandingsgasafvoer
aan. Alle ventilatievoorschriften moeten in acht genomen
worden.
Attentie!
De gasaansluiting moet via een vaste, niet-flexibele aansluiting
(gasleiding) of via een veiligheidsslang worden gerealiseerd.
Attentie!
Indien een veiligheidsslang wordt gebruikt, moet er beslist op
gelet worden dat de slang niet vastgeklemd of geknikt wordt.
De slang mag niet met hete oppervlakken in aanraking komen.
Attentie!
De gasaansluiting moet over een gemakkelijk toegankelijke
afsluitingsvoorziening beschikken.
Mocht dit het geval zijn, neem dan contact op met onze
servicedienst:
Als het apparaat op aardgas (NG) is ingesteld en met
aardgas wordt gebruikt.
Als het apparaat op aardgas (NG) is ingesteld, maar met
vloeibaar gas (LPG) wordt gebruikt.
Als het apparaat op vloeibaar gas (LPG) is ingesteld, maar
met aardgas (NG) wordt gebruikt.
Veiligheidsinstructies
De nominale bedrijfsdruk van het apparaat bedraagt;
voor aardgas (G20) 20 mbar, voor aardgas (G25) 25 mbar,
voor LPG (G30) 30 mbar, voor LPG (G31) 37 mbar. Het
apparaat mag alleen bij deze drukwaarden gebruikt worden.
Alle gegevens op het typeplaatje van uw apparaat hebben
betrekking op deze drukwaarden. De fabrikant is niet
verantwoordelijk voor resultaten, prestaties of enig risico dat
uit het gebruik van dit apparaat met afwijkende waarden
resulteert.
:
Indien de gasdruk in uw gasverzorgingsgebied!
voor aardgas G20 hoger is dan 25 mbar, voor aardgas (G25)
hoger dan 30 mbar, voor LPG (G30) hoger dan 36 mbar, en
voor LPG (G31) hoger dan 45 mbar, moet u uw apparaat
absoluut in combinatie met een geschikte gasregelaar
gebruiken. De aansluiting, het onderhoud en de afstelling van
de gasregelaar moeten door een erkende installateur worden
uitgevoerd. Indien u de gasdruk in uw gasverzorgingsgebied
niet weet, kunt u dit bij uw plaatselijke gasleverancier navragen.
Storingen in de gasinstallatie / gasgeur
Wanneer u gas ruikt of storingen in de gasinstallatie vaststelt,
moet u:
:
WAT TE DOEN WANNEER HET NAAR GAS RUIKT!
Als er gas vrijkomt, kan dit leiden tot een explosie.
Worden er storingen aan de gasinstallatie/ gaslucht
geconstateerd
Direct de gastoevoer of het ventiel van de gasfles sluiten.
■
Direct open vuur en sigaretten doven.
■
Licht- en apparaatschakelaars niet meer aanraken, geen
■
stekker uit het stopcontact halen. In huis geen (mobiele)
telefoon gebruiken.
Ramen openen en de ruimte goed luchten.
■
Telefonisch contact opnemen met de klantenservice of de
■
elektriciteitsmaatschappij.
5