3. Aansluiting en montage
3.4. Montage
De 230 V-voeding aansluiten op de ontvanger
3.4.1. Antenne
De antenne verticaal richten voor REC 1 / REC 2.
In geval van storing, kunnen de LED's oplichten
zonder verbinding. In dit geval de antenne
zodanig richten dat er zo weinig mogelijk LED's
oplichten.
De antenne niet naast water- of stroomleidingen
plaatsen.
Ontvangstkwaliteit optimaliseren
De kanalen van de ontvanger moeten
uitgeschakeld zijn (OFF - status-LED's gedoofd).
Bij het testen van de ontvangst, de antenne
zodanig richten dat ten minste één groene LED
oplicht.
3.4.2. Schakelvoorselectie
In-/uitschakelen van kanaal C1
Kort op de toets C1 drukken. Het kanaal is
ingeschakeld (LED van C1 licht op). Het kanaal
is uitgeschakeld (LED van C1 dooft).
In-/uitschakelen van kanaal C2 (alleen REC 2)
Kort op de toets C2 drukken.
3.4.3. Codering
Zenders en ontvangers zijn reeds in de
fabriek op elkaar afgestemd. Voor elke nieuwe
codering, moet de oude worden gewist!
Testen van kanaal 1 / kanaal 2 (bv. lokalen 1/2)
Selecteer CODERING en bevestig met OK (de
LED van kanaal 1/2 en van de niveauweergave
gaan kort oplichten).
Coderen van kanaal C1 (bv. lokaal 1)
Druk ca. 5 seconden op de toets C1. De LED
knippert tijdens ca. 10 seconden. Ondertussen
moet de codering op de thermostaat uitgevoerd
zijn. De niveauweergave op de ontvanger gaat
kort oplichten.
Coderen van kanaal C2 (bv. lokaal 2)
Druk tijdens ca. 5 seconden op de toets C2
van REC 2. De LED C2 knippert tijdens ca. 10
seconden. Ondertussen moet de codering op
de thermostaat uitgevoerd zijn.
6