M
1 3 0 -
e t r o
i n s ta l l at i e h a n d l e i d i n g
6.5.3.2 Plaatsen concentrische systeem
De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een platdak uitmonden.
De dakdoorvoer kan geleverd worden met een plakplaat voor een plat dak dan wel met een universeel verstelbare
pan voor een schuin dak.
Plaats het concentrische systeem als volgt:
Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het toestel
➠
Let op - Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het concentrische systeem en de wanden
en/of het plafond;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiematerialen bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename geur
verspreiden; deze zijn niet geschikt.
Sluit de concentrische pijpstukken en de eventuele bochten aan;
➠
Breng op elke verbinding een klemband met siliconen afdichtring aan;
➠
Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn;
➠
Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de pijpen niet op het toestel rust;
➠
Bepaal de resterende lengte voor de dakdoorvoer;
➠
Maak de dakdoorvoer op maat.
➠
!Let op Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte behouden blijft.
Sluit de dakdoorvoer aan op de concentrische pijpen.
➠
!Let op - Zorg ervoor dat de universele dakpan goed aansluit op de omliggende pannen;
- Zorg ervoor dat de plakplaat goed aansluit op het platte dak.
6.5.4 Aansluiting bestaand schoorsteenkanaal
U kunt het toestel op een bestaand kanaal aansluiten.
In de schoorsteen wordt een flexibele RVS pijp geplaatst voor de afvoer van de verbrandingsgassen. De ruimte er
omheen wordt als verbrandingsluchttoevoer gebruikt.
Bij aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal gelden de volgende eisen:
- alleen toegestaan met gebruik van de speciale DRU schoorsteen aansluitset;
- het installatievoorschrift wordt meegeleverd;
- de afmeting moet minimaal 150 x 150 mm zijn;
- de verticale lengte bedraagt maximaal 12 meter;
- de horizontale lengte bedraagt maximaal 3 meter;
- het bestaande schoorsteenkanaal moet schoon zijn;
- het bestaande schoorsteenkanaal moet dicht zijn.
6.6 Plaatsen boezem
Het toestel is ontworpen om strak in te bouwen in een nieuw te plaatsen boezem.
Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn.
De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen.
Let op - Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de boezem inclusief de achterwand van de boezem;
- De doorlaat van de - zo hoog mogelijk geplaatste - ventilatieopeningen bedraagt minimaal 200 cm
!Let op Houd bij het plaatsen van de boezem rekening met (zie
- plaats voor het bedieningskastje: deze moet binnen een afstand van 650 mm links of rechts van het toestel - zo laag
mogelijk - geplaatst worden;
- afmeting van het bedieningskastje; zie Plaatsen bedieningskastje paragraaf 6.7;
- plaats van de ventilatieopeningen;
- afmeting van het glasraam zodat deze geplaatst/verwijderd kan worden na het plaatsen van de boezem;
- bescherming van het gasregelblok en de leidingen tegen cement en kalk.
Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur aan weerszijden van de boezem aan: u kunt gebruik maken van DRU
!Tip
ventilatie-elementen.
Controleer of het concentrische systeem op de juiste manier is geplaatst;
➠
Controleer de borging van de klembanden met parkers op plaatsen die later onbereikbaar zijn;
➠
Houd in de boezem voldoende ruimte rondom het toestel, zodat de warmte weg kan:
➠
- minimale inwendige hoogte: 1710 mm;
- minimale inwendige breedte : 1610 mm.
Stuc niet op of over de flenzen omdat:
➠
- door de warmte van het toestel scheuren kunnen ontstaan;
- het glasraam niet meer verwijderd/geplaatst kan worden.
Als de boezem van steenachtige materialen is gemaakt of is afgewerkt met stucwerk dient deze minimaal 6 weken te
➠
drogen vóór ingebruikname, dit ter voorkoming van scheuren.
):
Fig. 2
.
2
9
N L